ECLI:NL:RBDHA:2023:5395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
NL23.5797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië en de beoordeling van pushbacks

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 21 maart 2023, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris op basis van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië had gedaan en dit verzoek was aanvaard. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die vereisten dat er onderzoek moest worden gedaan naar de situatie van Dublinclaimanten in Kroatië, met name of er risico's zijn op onmenselijke of vernederende behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Kroatië en dat de informatie van de Kroatische autoriteiten voldoende was om te concluderen dat Dublinoverdrachten naar Kroatië weer konden plaatsvinden. Eiser voerde aan dat de informatie van de Kroatische autoriteiten niet betrouwbaar was en verwees naar verschillende rapporten die een ander beeld schetsten. De rechtbank oordeelde echter dat deze rapporten niet voldoende bewijs leverden dat er risico's waren voor Dublinclaimanten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 maart 2023 en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.5797
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.5798, op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraken van 13 april 20221 geoordeeld dat verweerder moet onderzoeken of het overdragen van Dublinclaimanten aan Kroatië in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit verschillende rapporten is gebleken dat er concrete aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die – al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië – door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Verweerder moest onderzoek doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek dan wel om tijdens de behandeling van hun asielverzoek te worden uitgezet.
3. Naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak heeft verweerder onderzoek gedaan. De Kroatische autoriteiten hebben vragen beantwoord, waarbij Kroatië verzekert dat het zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten heeft verweerder geconcludeerd dat Dublinoverdrachten naar Kroatië weer kunnen worden opgepakt. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar de beslisnota van 21 december 2022 en de brief van 20 januari 2023 van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer . Verweerder heeft op 20 maart 2023 een verweerschrift ingediend en daarbij als bijlage meegestuurd de brief van 15 november 2022 van de Kroatische Deputy Prime Minister en Minister aan de Staatssecretaris, waarin de situatie met betrekking tot de ontvangst en de positie van Dublinterugkeerders in Kroatië nader wordt toegelicht.
4. Eiser voert aan dat de verwijzing in algemene zin naar de beslisnota en de conclusie van de Europese Commissie onvoldoende is om te concluderen dat er weer overdrachten kunnen plaatsvinden naar Kroatië. Volgens eiser voldoet het enkel stellen van vragen aan de Kroatische autoriteiten niet aan het doen van onderzoek naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Kroatië, zoals de Afdeling bedoeld in haar uitspraken van 13 april 2022. De conclusie van de Europese Commissie dateert van 9 december 2021 en dus voor de uitspraak van de Afdeling. Deze conclusie is zonder nadere motivering niet relevant, volgens eiser.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de beslisnota van 21 december 2022 volgt wat de bevindingen zijn van het onderzoek naar de situatie in Kroatië ten aanzien van Dublinclaimanten. Verweerder heeft kunnen volstaan met een algemene verwijzing naar de brief aan de Tweede Kamer en de beslisnota en een nadere specificatie was niet nodig. Van belang is verder dat verweerder bij het verweerschrift de brief van 15 november 2022 van de Kroatische Deputy Prime Minister en Minister aan de Staatssecretaris meegestuurd die de onderzoeksbevindingen bevestigd. In deze brief wordt de procedure uitgelegd van Dublinclaimanten die naar Kroatië worden overgedragen. De conclusie van de Europese Commissie dateert weliswaar van voor de Afdelingsuitspraak, maar daarmee kan wel worden vastgesteld dat Kroatië aan de voorwaarden voor het toetreden tot het Schengenacquis heeft voldaan, waarbij ook gekeken wordt naar de kwaliteit van de grensbewaking. Verweerder heeft daarom voldaan aan zijn onderzoeksplicht en dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043.
6. Verder voert eiser aan dat verweerder niet slechts op basis van de mededelingen van de Kroatische autoriteiten kan aannemen dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen ten aanzien van Dublinclaimanten houdt. Eiser verwijst daarbij naar het AIDA-rapport (update 2021), waaruit blijkt dat families met kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn teruggestuurd zonder individuele procedure, terwijl zij hadden aangegeven asiel in Kroatië te willen aanvragen. Uit het rapport van Lighthouse Reports2 blijkt dat asielzoekers in Kroatië met teveel mensen in politiebussen die in de volle zon staan worden opgesloten, alvorens ze worden teruggestuurd naar Bosnië. Ook zouden er geheime locaties bestaan in Kroatië, waar asielzoekers worden opgesloten voordat zij illegaal worden gedeporteerd. Verder blijkt uit het rapport van Border Violence Monitoring Network3 dat nog in de nacht van 7 op 8 december 2022 pushbacks plaatsvonden van Kroatië naar Bosnië. De rapporten schetsen een heel ander beeld dan de informatie van de Kroatische autoriteiten.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de overgelegde rapporten volgt niet dat pushbacks plaatsvinden bij aan Kroatië overgedragen Dublinclaimanten. Integendeel, in het AIDA-rapport van 22 april 2022 (update 2021), waar eiser naar verwijst, staat in paragraaf
2.7
specifiek beschreven wat de situatie van Dublinclaimanten is. In deze paragraaf staat dat Dublinclaimanten die uit andere lidstaten worden teruggestuurd naar Kroatië in principe geen belemmeringen ondervinden bij de toegang tot de procedure voor het verlenen van internationale bescherming. Daarbij geven de Kroatische autoriteiten in de brief van 15 november 2022 aan dat Dublinclaimanten het recht hebben om in Kroatië asiel aan te vragen en dat deze aanvraag als een eerste asielverzoek wordt behandeld. Verder hebben de Kroatische autoriteiten verzekerd dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet voordat hun asielverzoek is behandeld. De door eiser overgelegde landeninformatie ziet juist op mensen die via de buitengrenzen komen en ziet niet op Dublinclaimanten. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen grond voor het oordeel dat Kroatië ten aanzien van Dublinclaimanten in het algemeen of ten opzichte van eiser zijn bestaande internationale verplichtingen niet nakomt, zodanig dat eiser bij overdracht aan Kroatië een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Lighthouse Reports, 8 december 2022,
Europe’s Black Sites - Lighthouse Reports.
3 Border Violence Monitoring Network, 8 december 2022,
December 8, 2022 02:00 – Close to the village Pivare and the river Sava, Croatia - BVMN (borderviolence.eu).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.