ECLI:NL:RVS:2023:1067

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
202205708/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 1 september 2022 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 juni 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. El-Sharkawi, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 16 maart 2023 geoordeeld dat de vreemdeling in grief 1 terecht aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat hij bij terugkeer naar Qoryooley geen reëel risico loopt op ernstige schade door de aanwezigheid van Al-Shabaab. Echter, de Raad oordeelt dat deze overweging niet leidt tot een geslaagd hoger beroep, omdat de rechtbank ook heeft overwogen dat het reële risico zich niet voordoet bij vestiging in Mogadishu. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank zelfstandig kan worden gedragen door deze overweging.

Daarnaast heeft de Raad van State vastgesteld dat het hoger beroep ook voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De Raad oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205708/1/V1.
Datum uitspraak: 16 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 september 2022 in zaak nr. NL22.12642 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. El-Sharkawi, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       Hoewel de vreemdeling in grief 1 terecht betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat hij bij terugkeer naar Qoryooley geen reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van de aanwezigheid van Al-Shabaab, leidt dit niet tot een geslaagd hoger beroep. De rechtbank heeft namelijk onder 4 terecht ook overwogen dat voormeld reëel risico zich niet voordoet bij vestiging in Mogadishu. Deze overweging kan de uitspraak van de rechtbank zelfstandig dragen. Grief 1 slaagt niet.
2.       Het hoger beroep leidt ook voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier
w.g. Verheij
voorzitter
w.g. De Groot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2023
210