ECLI:NL:RBDHA:2023:16578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.6892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Somaliër met onbekende herkomst en de gevolgen van de afwijzing door de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023, wordt het beroep van eiser, een Somaliër, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1999, heeft op 13 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 15 februari 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en hoort de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris. Eiser stelt dat hij vreest voor discriminatie en het niet kunnen voorzien in zijn levensbehoeften bij terugkeer naar Somalië, omdat hij geen netwerk heeft en niet weet tot welke stam hij behoort.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser zich zou kunnen vestigen in Mogadishu, ondanks de risico's die hij loopt. De staatssecretaris had moeten onderzoeken of er concrete aanknopingspunten zijn voor vestiging in een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eiser, gezien zijn achtergrond en omstandigheden, zich veilig kan vestigen in Somalië. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en geeft deze acht weken de tijd om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6892

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 12 oktober 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 13 oktober 2021 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft tot zijn zesde levensjaar in Somalië gewoond en is daar opgevoed door zijn oma. Na het overlijden van zijn oma is hij overgebracht naar een weeshuis in de Verenigde Arabische Emiraten. Eiser is sindsdien niet meer teruggekeerd naar Somalië. Omdat hij op jonge leeftijd uit Somalië is vertrokken, kan hij zich niets meer van deze tijd herinneren. Eiser weet ook niet uit welk gebied in Somalië hij afkomstig is. Hij stelt bij terugkeer te vrezen voor discriminatie en het niet kunnen voorzien in zijn levensbehoeften, omdat hij niet weet tot welke stam hij behoort en niet weet uit welk gedeelte van Somalië hij afkomstig is, terwijl dit voor het kunnen opbouwen van een bestaan in Somalië van groot belang is. Verder brengt hij naar voren dat hij geen netwerk heeft in Somalië. Hij beheerst de Somalische taal maar beperkt. Hij vreest bij terugkeer niet door de Somalische maatschappij te zullen worden geaccepteerd.
Het bestreden besluit
4. Uit het bestreden besluit volgt dat de staatssecretaris het element “identiteit, nationaliteit en herkomst” van eiser als het enige relevante element uit het asielrelaas heeft aangemerkt. De staatssecretaris acht hetgeen eiser hierover heeft gesteld geloofwaardig. Daarbij heeft hij ook geloofwaardig geacht dat eiser niets meer weet over zijn Somalische herkomst. De staatssecretaris stelt zich echter op het standpunt dat dit element niet te herleiden is tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkomst naar Somalië geen ernstige schade dreigt te lopen. Er is niet gebleken dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen toegang heeft tot medische zorg of andere basisbehoeften. Uit de openbare informatie over Somalië blijkt volgens de staatssecretaris weliswaar dat het lastig is voor iemand zonder netwerk om een bestaan op te bouwen, maar niet dat dit onmogelijk is. Het is niet in geschil dat voor de regio’s Zuid- en Centraal-Somalië een verhoogd risico wordt aangenomen. De staatssecretaris meent dat eiser zich zou kunnen vestigen in een grote stad en noemt in dit kader concreet Mogadishu als vestigingsmogelijkheid. Hij verwijst in dit kader naar een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), waarin is overwogen dat een reëel risico op ernstige schade zich niet voordoet bij vestiging in Mogadishu. [1]
Heeft de staatssecretaris het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris er ten onrechte van uitgaat dat hij zich kan vestigen in Mogadishu, zonder daarbij reëel risico te lopen om te worden blootgesteld aan ernstige schade in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Allereerst erkent de staatssecretaris daarmee niet dat de algehele situatie in Mogadishu verder is verslechterd. Eiser verwijst in dit verband naar een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 29 augustus 2023 waarin de ontwikkelingen aan de hand van recente landeninformatie worden besproken. In deze brief wordt onder meer verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Somalië van 30 juni 2023 (ambtsbericht), een rapport van het EUAA [2] en een rapport van Amnesty International. [3] Bovendien meent eiser dat de staatssecretaris zijn individuele omstandigheden onvoldoende heeft meegewogen. Hij verwijst daarbij onder andere naar het voornoemde EUAA-rapport en een publicatie van de UNHCR van september 2022, [4] waaruit volgt dat het hebben van een netwerk, al dan niet gebaseerd op clans, van groot belang is om zich te kunnen handhaven in Somalië. Volgens eiser is zijn situatie vergelijkbaar met die van een (binnenlands) ontheemde. Bij ontheemden beoordeelt de staatssecretaris of er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat zij zich elders in Somalië kunnen vestigen.
5.1.
De staatssecretaris heeft zich in het verweerschrift en op de zitting op het standpunt gesteld dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade en dat hetgeen hij heeft aangevoerd hiervoor onvoldoende is. De staatssecretaris volgt eiser niet in zijn stelling dat zijn situatie vergelijkbaar is met die van een ontheemde, omdat in zijn geval niet kan worden vastgesteld wat zijn herkomstgebied is. Als eiser hierop een beroep wil doen ligt het op zijn weg om dit aannemelijk te maken, aldus de staatssecretaris.
Beoordelingskader
5.2.
Op grond van artikel 29, eerste lid aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan een vreemdeling die aannemelijk maakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit ernstige en individuele bedreiging van het leven of op de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Dit artikel vormt een implementatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
5.2.1.
Bij de beoordeling of zich een dergelijke situatie voordoet, is onder meer van belang of de bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers, dan wel vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of het gebruik van dergelijke middelen van geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, het al dan niet aanwezig zijn van een veiligheidsstructuur alsmede het aantal burgers dat slachtoffer is geworden van het geweld dan wel als gevolg daarvan ontheemd is geraakt.
De algemene veiligheidssituatie in Mogadishu
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat, zoals de staatssecretaris heeft aangevoerd, de Afdeling in haar uitspraak van 16 maart 2023 nog heeft geoordeeld dat in Mogadishu geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of uit de landeninformatie die sindsdien over Mogadishu is verschenen volgt dat de veiligheidssituatie sindsdien zodanig is verslechterd dat niet langer van dit uitgangspunt kan worden uitgegaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Daartoe overweegt zij als volgt.
5.3.1.
Uit het ambtsbericht en de overige door eiser aangehaalde bronnen volgt dat de situatie in Mogadishu nog altijd zorgelijk is en dat het aantal dodelijke slachtoffers, waaronder burgerslachtoffers, ten opzichte van de vorige verslagperiode is toegenomen. Deze toename is vooral toe te schrijven aan de opgeschroefde activiteiten van Al-Shabaab. Daarbij geldt wel dat het geweld van Al-Shabaab, blijkens het ambtsbericht, in de regel niet specifiek tegen burgers is gericht, maar vooral gericht is tegen militairen, overheidsfunctionarissen en andere specifieke risicogroepen. [5] Er zijn bronnen die stellen dat Al-Shabaab hierbij probeerde het aantal burgerslachtoffers te minimaliseren, maar er staat vast dat de groepering het risico op burgerslachtoffers op de koop toeneemt, gelet op de keuze van grootschalige aanvallen op vaak drukbezochte plekken in Mogadishu. [6] Hoewel uit het ambtsbericht volgt dat Al-Shabaab nog enige invloed kan uitoefenen in Mogadishu, bijvoorbeeld door het afdragen van belasting af te dwingen bij handelaren in de haven van Mogadishu, ligt de feitelijke macht bij de federale autoriteiten van Somalië en zijn er geen delen van Mogadishu onder feitelijk controle van Al-Shabaab. [7]
5.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande niet dat de situatie in Mogadishu, ten opzichte van de situatie waar de Afdeling al rekening mee heeft gehouden in de uitspraak van 16 maart 2023, zodanig is verslechterd dat het louter aanwezig zijn een reëel risico op ernstige schade oplevert in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank ziet steun voor dit standpunt in het aangehaalde EUAA rapport, waarin hetzelfde wordt geconcludeerd. [8]
De omstandigheden van eiser
5.4.
Ondanks het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in het geval van eiser niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom van hem verwacht kan worden dat hij zich vestigt in Mogadishu, dan wel in een andere grote stad in Somalië. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.4.1.
Op basis van het landgebonden beleid dat de staatssecretaris hanteert voor Somalië, zoals opgenomen in paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), wordt voor gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is, een risico op ernstige schade aangenomen. Vreemdelingen die afkomstig zijn uit dit gebied (binnenlands ontheemden), of die bij terugkeer over land door dit gebied zouden moeten reizen, kunnen daarom in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel. Dit is niet altijd het geval. Onder voorwaarden kan aan hen een binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen als zij zich kunnen vestigen in een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is. Uit paragraaf C7/30.5.2 van de Vc 2000 volgt dat een binnenlands beschermingsalternatief wordt aangenomen als er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan in individuele gevallen geconcludeerd kan worden dat de persoon zich buiten het gebied van herkomst kan vestigen. Daarbij dient te worden betrokken of de vreemdeling eerder in het gebied verbleef en of hij daar naaste familie heeft.
5.4.2.
De rechtbank ziet, gelet op dit beleid, niet in waarom in het geval van eiser niet door de staatssecretaris had moeten worden onderzocht of er sprake is van concrete aanknopingspunten die erop wijzen dat hij zich in een concrete plaats, zoals Mogadishu, kan vestigen. Dat in het geval van eiser niet is vast te stellen of het om een stad gaat die buiten zijn gebied van herkomst ligt, zoals de staatssecretaris heeft gesteld, doet daar niet aan af. De achterliggende gedachte van het beleid is immers dat het voor een inwoner van Somalië moeilijk is om zich te vestigen in een gebied als hij met dat gebied geen binding heeft. De rechtbank betrekt hierbij het ambtsbericht, aangezien hieruit volgt dat de vraag of iemand zich veilig buiten Al-Shabaabgebied kan vestigen, afhangt van zijn of haar individuele omstandigheden en sociale netwerk. In het ambtsbericht wordt in dat kader nog verwezen naar de rapporten van de EUAA en UNHCR, waarin is geoordeeld dat een redelijk vestigingsalternatief in Somalië slechts in uitzonderlijke gevallen beschikbaar is. Ten aanzien van Mogadishu in het bijzonder concluderen de rapporten dat een redelijk vestigingsalternatief enkel aan de orde kan zijn voor alleenstaande en gezonde jonge mannen of kinderloze koppels zonder kwetsbaarheden, die behoren tot een lokale meerderheidsclan en die voldoende mogelijkheden hebben om in hun eigen onderhoud te voorzien. Voor vestiging in Garowe (Puntland) en Hargeisa (Somaliland) geldt volgens de rapporten een soortgelijke situatie. [9]
5.4.3.
In het geval van eiser is aannemelijk geacht dat hij sinds zijn zesde niet meer in Somalië heeft verbleven, daar geen netwerk heeft, dat hij niet weet uit welk gebied van Somalië hij afkomstig en niet weet tot welke stam hij behoort. Dit maakt het ook niet aannemelijk dat eiser door een plaatselijke meerderheidsclan zal worden aanvaard. Er valt daarom niet zonder meer in te zien dat er in zijn geval een gebied in Somalië is waarmee wel een sterke binding kan worden aangenomen. De rechtbank ziet zelfs aanwijzingen dat de positie van eiser juist kwetsbaarder is dan die van een binnenlands ontheemde, aangezien eiser (grotendeels) buiten Somalië is opgegroeid en ten opzichte van een binnenlands ontheemde (nog) minder op de hoogte is van de plaatselijke gebruiken en de taal.
5.4.4.
Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 5.4 tot en met 5.4.3, heeft de staatssecretaris zich niet zonder meer op het standpunt kunnen stellen dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met die van binnenlands ontheemden en dat daarom van hem verwacht mag worden dat hij zich vestigt in Mogadishu of een grote stad in Somalië die niet in handen is van Al-Shabaab. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om nader te motiveren waarom van eiser, ondanks zijn individuele omstandigheden die samenhangen met het feit dat hij vanaf zijn zesde als weeskind is opgegroeid in de Verenigde Arabische Emiraten, kan worden verwacht dat hij zich vestigt in Somalië. Nu de staatssecretaris dit niet heeft gedaan, is het besluit genomen in strijd met het motiveringsbeginsel.
5.5.
De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en daarmee in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor acht weken.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 februari 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 16 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1067.
2.European Union Agency for Asylum: Country Guidance: Somalia, augustus 2023.
3.Amnesty International Report 2022/23; The State of the World’s Human Rights; Somalia 2021, 27 maart 2023.
4.UNHRC: International Protection Considerations with Regards to People Fleeing Somalia, september 2022.
5.ambtsbericht, p. 20.
6.ambtsbericht, p. 21.
7.ambtsbericht, p. 12 en 21.
8.EUAA: Country Guidance: Somalia, augustus 2023, p. 173.
9.ambtsbericht, p. 42-43.