ECLI:NL:RBDHA:2023:22059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.17782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met betrekking tot Al-Shabaab en vestigingsalternatief in Mogadishu

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een 29-jarige man van Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 27 maart 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 24 mei 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij door Al-Shabaab is bedreigd en dat zijn vader door hen is vermoord, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser een vestigingsalternatief heeft in Mogadishu, waar hij in staat is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij moet terugkeren naar Somalië. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en bekendgemaakt op 21 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17782
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft op 27 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 mei 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Gure als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is op 27-jarige leeftijd in de moskee aangesproken door een leider van Al-Shabaab. Deze leider had een lijst bij zich met twaalf namen van jongeren die met hem mee moesten. De naam van eiser stond op de lijst en vervolgens is eiser gedwongen meegenomen naar een dorpje om daar les te krijgen over de islam. Drie dagen later heeft eiser geprobeerd te ontsnappen en is hij gevlucht naar het huis van zijn ouders. Vervolgens kwam Al-Shabaab achter hem aan en
hebben ze geprobeerd op hem te schieten. Eiser is mishandeld en is daarna weer meegenomen en in een kamer gezet. Op 5 oktober 2021 mocht eiser onbewaakt naar huis om afscheid te nemen van zijn familie, omdat hij naar een andere plek zou gaan om training te krijgen. Thuis aangekomen hoorde hij dat zijn vader was vermoord door Al-Shabaab, omdat zijn vader een actie wilde starten tegen Al-Shabaab om eiser en andere mensen terug te krijgen. Eiser schrok en is vervolgens met zijn oom gevlucht naar [plaats] . Daar is eiser gebeld door Al-Shabaab en bedreigd met de dood. Eiser heeft geprobeerd hulp in te schakelen van de politie, maar werd door hen niet geholpen. Eiser heeft vervolgens op 8 november 2021 Somalië verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met Al-Shabaab;
Moord op de vader door Al-Shabaab.
6. Het eerste element acht verweerder geloofwaardig. Maar het tweede en derde element vindt verweerder ongeloofwaardig, omdat de verklaringen van eiser hierover volgens verweerder vaag, niet gedetailleerd, summier en inconsistent zijn.
7. Op grond van het geloofwaardig bevonden element stelt verweerder zich op het standpunt dat dit element niet te herleiden is tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat eiser een vestigingsalternatief heeft in Mogadishu. Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), aldus verweerder. Verweerder heeft de aanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas

Problemen met Al-Shabaab
8. Eiser voert aan dat de geschetste problemen met Al-Shabaab niet ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser niet concreet kan verklaren over het moment van het omroepen van zijn naam in de moskee op 27 september 2021. Eisers verklaring ter zitting, dat hem dat niet kan worden tegengeworpen omdat hij in shock was, volgt de rechtbank niet. Eiser kan niet aangeven of zijn naam aan het begin werd geroepen of pas aan het einde en of eiser als eerste bij de auto was, terwijl hij over andere gebeurtenissen wel details kan vertellen, zoals het aantal gewapende personen dat op dat moment aanwezig was en dat er twaalf personen op de lijst stonden waarvan er tien werden omgeroepen.
8.1.
Over de koranlessen heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij hierover gedetailleerder kan verklaren. Eisers
verklaring dat de inhoud van de lessen hem niet interesseerde, dat hij ze daarom ook niet volgde en dat dit de reden is waarom hij niet alle details heeft onthouden, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser heeft immers verklaard dat hij gedurende acht dagen vijf uur les heeft gehad en dat hij op een gegeven moment de koranlessen wel is gaan volgen en ook is gaan participeren.
Renroute na ontsnapping
9. Eiser stelt dat de verklaringen over zijn ontsnapping van de plek waar Al-Shabaab hem vasthield niet ongeloofwaardig zijn.
9.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het kan dat Al-Shabaab eiser dertig minuten heeft achtervolgd voordat ze op hem gingen schieten. Eisers verklaring, dat Al-Shabaab hem dertig minuten lang niet heeft kunnen zien omdat hij door graanplanten heeft gerend die zo zijn lichaam bedekten, volgt de rechtbank niet. De stelling van eiser ter zitting dat sprake is van een motiveringsgebrek op dit punt, omdat verweerder onvoldoende zou hebben doorgevraagd wordt ook niet gevolgd door de rechtbank. Blijkens pagina 12 en 13 van het verslag van nader gehoor is bijvoorbeeld gevraagd wat eiser bedoelde met ‘een platte omgeving’.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij gedetailleerder kon verklaren over hoe hij is gevlucht en over de route die hij heeft afgelegd. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser niet plausibel kan verklaren over de plek waar Al-Shabaab hem naartoe had gebracht. Eisers verklaring, dat hij de afstand niet heeft gemeten en het door zijn referentiekader moeilijk is om afstanden en tijden te geven, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser heeft immers verklaard dat hij vijfenveertig minuten lang heeft gerend door de omgeving en dat hij de omgeving zeer goed kende en precies wist waar hij was waardoor hij bij zijn vlucht een voorsprong heeft gekregen ten opzichte van de Al-Shabaab strijders.
Ouders huis
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij naar het huis van zijn ouders is gevlucht, terwijl hij weet dat Al-Shabaab achter hem aan zit en op die manier zijn familie in gevaar kan brengen. Eisers verklaring dat hij in paniek was en liever in de buurt van het huis van zijn ouders geëxecuteerd zou willen worden zodat zij dan zouden weten waar het lichaam van eiser is en hem op hun eigen wijze zouden kunnen begraven, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft het bevreemdingwekkend mogen achten dat eiser naar het huis van zijn ouders was gevlucht en daarmee zijn familie in gevaar heeft gebracht.
Moord op vader door Al-Shabaab
11. De rechtbank stelt vast dat eiser deze tegenwerping van verweerder in beroep niet heeft bestreden. Verweerder heeft de stelling van eiser dat zijn vader is vermoord door Al- Shabaab daarom in redelijkheid ongeloofwaardig geacht.
Geen contact met moeder en vriendin
12. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij geen contact heeft met zijn moeder en vriendin. Eisers verklaring dat hij voor Al-Shabaab vreest en niet het risico wil nemen dat zijn moeder en vriendin door zijn toedoen in gevaar worden gebracht, is daarvoor niet afdoende omdat – zoals hiervoor is geoordeeld – eisers vrees voor Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht.
Vestigingsalternatief
13. In geschil is tussen partijen of verweerder Mogadishu als binnenlands vestigingsalternatief heeft kunnen aanmerken en of eiser bij vestiging in Mogadishu dus geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte een vestigingsalternatief tegenwerpt in Mogadishu. Hij beschikt daar namelijk niet over een sociaal netwerk en kan zich bij terugkeer naar Mogadishu niet staande kan houden, omdat het daar niet veilig voor hem is. In de beroepsgronden verwijst eiser naar een rapport van United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) van 20161 en ter zitting verwijst hij naar een uitspraak van de Afdeling van 16 maart 20232 en twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem3. In deze uitspraken overweegt de rechtbank dat er pas sprake is van een vestigingsalternatief indien de vreemdeling beschikt over een sociaal netwerk van familieleden. Eiser verklaart dat hij bang is voor Al-Shabaab en dat hun macht zelfs tot in Mogadishu reikt. Hij staat in de persoonlijke belangstelling van Al-Shabaab en loopt een reëel risico op ernstige schade. Volgens eiser kan hij geen bescherming verwachten van zowel de autoriteiten als de stammen in Mogadishu, omdat de autoriteiten geen bescherming kunnen bieden en hij niet tot een van de stammen behoort die in Mogadishu zitten.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser een vestigingsalternatief heeft in Mogadishu. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte betrokken dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Verweerder heeft getoetst aan zijn beleid, zoals neergelegd in paragraaf C7/30.5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), waarin is opgenomen dat een binnenlands vestigingsalternatief kan worden tegengeworpen als er concrete aanknopingspunten zijn dat de vreemdeling eerder in het gebied heeft verbleven en er naaste familie aanwezig is in het gebied. De rechtbank overweegt dat het beleid van verweerder onder andere is gebaseerd op het ambtsbericht4 en dat de rapporten van de European Union Agency for Asylum (EUAA) en de UNHCR zijn betrokken bij dat ambtsbericht. Uit die rapporten blijkt dat een vestigingsalternatief in Mogadishu onder meer aanwezig is voor alleenstaande en gezonde jonge mannen of kinderloze koppels zonder kwetsbaarheden, die behoorden tot een lokale meerderheidsclan en die voldoende mogelijkheden hadden om in hun eigen onderhoud te voorzien.
13. De rechtbank overweegt dat eiser een alleenstaande 29-jarige man is die in staat is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, aangezien hij in het verleden voor zijn ouders
1. UNHCR,
UNHCR position on returns to Southern and Central Somalia, 17 juni 2014, en update I, 30 mei 2016.
3 Zie uitspraken van 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14240 en 6 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6231.
4 Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023 pagina 42 en 43, paragraaf 2.5.4.
heeft gezorgd en de kostwinner van het gezin was. Ook stelt de rechtbank vast dat eiser eerder in [plaats] heeft verbleven en daar een sociaal netwerk heeft. Dat eiser alleen een oom in [plaats] heeft, is gelet op de overige omstandigheden onvoldoende om geen vestigingsalternatief aan te nemen. Dat eiser – beweerdelijk – geen bescherming van de autoriteiten kan krijgen en hij niet tot een van de stammen in Mogadishu behoort is in de gegeven omstandigheden onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser gehoor moet geven aan het terugkeerbesluit van verweerder en moet terugkeren naar Somalië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.