ECLI:NL:RBDHA:2023:12014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.10062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somaliër met vrees voor Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 10 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 15 maart 2023 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op 12 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk.

Eiser stelt dat hij in Somalië is vervolgd door Al-Shabaab, nadat hij betrokken was bij het vervoeren van de dochters van een bekende Sheikh. Hij beweert dat hij door Al-Shabaab is gevangen genomen en gemarteld, maar later kon ontsnappen. De Staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser als ongeloofwaardig bestempeld, met name omdat er tegenstrijdigheden in zijn verhaal zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand kan blijven, omdat de verklaringen van eiser niet consistent zijn en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10062

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.L Christiaan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 10 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 maart 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft in Somalië gewerkt als hulp bij transporten waarbij goederen werden vervoerd, maar ook mensen die wilden vluchten voor Al-Shabaab. Tijdens één van deze transporten in 2015 heeft eiser de drie dochters van de bekende Sheikh genaamd [naam] (hierna: Sheirkh) vervoerd, evenals hun moeder. Eén van deze dochters was uitgehuwelijkt aan en zwanger van een Al-Shabaab lid en zij was eerder ontsnapt aan deze man. Eiser stelt dat hij na afloop van het transport, waarbij de eigenaar van de auto is vermoord, door Al-Shabaab is gevangengenomen en tot de doodstraf is veroordeeld. Deze doodstraf is later omgezet in gevangenisstraf, onder de voorwaarde dat eiser voor Al-Shabaab zou gaan werken. Toen eiser dit weigerde werd hij gemarteld, maar heeft hij op enig moment in 2022 kunnen ontsnappen. Toen eiser ontsnapte en bij de controle post van de Somalische veiligheidsdiensten aan kwam, heeft hij daar aan de baas zijn verhaal verteld dat hij door Al-Shabaab gevangen was genomen en dat de vader van de dochters die hij vervoerde ook gevangen was genomen door Al-Shabaab, maar nog in leven was. Daarop is eisers naam doorgegeven aan het radiostation in Somalië en is zijn verklaring op radio uitgezonden.
Nadat de verklaring van eiser over zijn ontsnapping werd uitgezonden op de radio en daarbij ook gemeld is dat de vader van de meisjes nog leefde in gevangenschap en eiser zich niet had aangesloten bij Al-Shabaab, is Al-Shabaab naar hem op zoek gegaan, ondermeer bij zijn ouderlijk huis, en is eiser gevlucht op 4 mei 2022 uit Somalië.
Het bestreden besluit
2.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met Al-Shabaab.
De staatssecretaris acht het eerste element geloofwaardig. Het tweede element acht de staatssecretaris niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser zijn tegenstrijdig, vaag, onaannemelijk en niet redengevend voor de interesse van Al-Shabaab in eiser. Eiser heeft daardoor niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van gegronde vrees op ernstige schade. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank overweegt als eerste dat het enkele herhalen en inlassen van de zienswijze niet leidt tot een gegrond beroep, nu niet is aangegeven op welk punt de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze onvoldoende is. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter.
3.1.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Waren de omstandigheden tijdens het gehoor onzorgvuldig?
4. Eiser stelt dat het gehoor onzorgvuldig is afgenomen, omdat dit via een videoverbinding heeft plaatsgevonden, en de verbinding soms haperde. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat de videoverbinding op enig moment heeft gehaperd. Eiser heeft hierover tijdens het gehoor niets opgemerkt, noch is dit naar voren gebracht in de correcties en aanvullingen van 25 januari 2023 op het nader gehoor of gebleken uit het rapport van het nader gehoor. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser blijkens de gehoren zelf heeft verklaard dat hij zowel de tolk als de gehoormedewerker goed kon verstaan en begrijpen (blz. 28 nader gehoor). Wat betreft de stelling van eiser dat hij niet kon worden gehoord via een videoverbinding vanwege zijn kwetsbaarheid en problematische gedrag door alcoholgebruik zoals dat volgens eiser blijkt uit de opgelegde HTL-maatregel, overweegt de rechtbank dat niet is onderbouwd dat hij in het gehoor niet duidelijk heeft kunnen verklaren en evenmin dat er ten tijde van het afnemen van de gehoren in onderhavige procedure sprake was van een situatie waarin eiser geen verklaringen kon afleggen.
Is voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
4.2.
Verder stelt eiser zich op het standpunt dat er in de beoordeling geen rekening is gehouden met zijn referentiekader. Eiser stelt nauwelijks enige scholing gehad te hebben. De staatssecretaris heeft hier volgens eiser te weinig rekening mee gehouden, omdat in het nader gehoor een onduidelijke tijdsindicatie gehanteerd is. De rechtbank volgt eiser hierin niet en acht daarbij het volgende van belang. Allereerst is eisers standpunt over zijn gestelde referentiekader op geen enkele wijze onderbouwd. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat de staatssecretaris een onduidelijke tijdsindicatie heeft gegeven. In het gehoorverslag op pagina 13 is door de gehoormedewerker een duidelijke tijdsindictie gegeven en heeft hij op verschillende manieren gevraagd naar het moment waarop hij bekend is geraakt met de wetenschap wie zij gingen vervoeren. In het nader gehoor heeft eiser op de vraag of hij wist dat het om de dochters en vrouw van de eerder genoemde Sheirkh ging geantwoord: “Ja, dat werd ons verteld”. Vervolgens is eiser tweemaal gevraagd naar het moment waarop dit hem is verteld. De gehoormedewerker vraagt eiser namelijk of hem dit werd verteld voordat hij de dochters had vervoerd. Daarna is eiser door de gehoormedewerker gevraagd of hij afwist van de uithuwelijking en bezwangering voordat hij vertrok. Hiermee is door de gehoormedewerker een duidelijk tijdsindicatie in de vraag gegeven. Verder is er op diverse momenten tijdens het gehoor geverifieerd of eiser de vraag goed heeft begrepen, en zo nodig is de vraag herhaald of op een andere wijze gesteld en is doorgevraagd naar wat eiser bedoelde. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bewoordingen van eiser zelf. Uit de antwoorden die eiser gaf, kan niet worden afgeleid dat de vragen door hem niet begrepen werden of dat hij moeite heeft met het geven van een (globale) tijdsindicatie van gebeurtenissen. Daarbij heeft de staatssecretaris ook mogen overwegen dat eiser op dit punt niets heeft aangevoerd in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor.
Medische omstandigheden
4.3.
Verder overweegt de rechtbank nog dat het medisch advies dateert van 11 september 2022 en dat uit de door eiser overgelegde beschikking (Vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000) niet is gebleken van significante veranderingen in zijn medische en psychische gesteldheid waardoor de staatssecretaris gehouden was aan eiser een nieuw medisch advies aan te bieden.
Problemen met Al-Shabaab terecht ongeloofwaardig geacht?
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte het tweede element als ongeloofwaardig heeft beschouwd. De volgende overwegingen legt de rechtbank daaraan ten grondslag:
Tegenstrijdigheden
5.1.
Aanvankelijk verklaart eiser in de correcties en aanvullingen op het aanmeld gehoor dat hij ten tijde van het transport niet op de hoogte was van het feit dat een van de dochter gedwongen was uitgehuwelijkt aan iemand van AI Shabaab (en inmiddels zwanger was) en dat twee andere dochters nog gedwongen uitgehuwelijkt zouden worden aan andere leden van Al-Shabaab. Eiser zou dat pas later hebben gehoord. Later stelt eiser in het nader gehoor (blz 13) dat hij voor vertrek wist van de uithuwelijking en bezwangering. Dit is tegenstrijdig.
5.2.
In het aanmeldgehoor verklaart eiser dat de eigenaar van de auto is doodgeschoten en dat ze eiser hebben ze mishandeld en meegenomen (blz 10 aanmeldgehoor). In de aanvullingen en correcties is aangegeven (blz 1) dat ze werden aangehouden en dat de eigenaar en chauffeur ter plekke zijn vermoord en dat eiser is mishandeld. In het nader gehoor (blz 6) stelt eiser dat hij is meegenomen en bij aankomst op de onbekende locatie zag dat de eigenaar dood was vanwege de martelingen en dat de chauffeur nog werd gemarteld, die kort daarna dood is gegaan. Ook dit is tegenstrijdig.
5.3.
Ten aanzien van eisers ontsnapping heeft hij in eerste instantie in het nader gehoor verklaart dat Al-Shabaab bezig was met het verkopen van dieren, en dat er dus veel auto’s geparkeerd waren van mensen die dieren kwamen kopen (blz 17). Na een korte pauze tijdens het nader gehoor verklaart eiser op de vraag of iemand hem heeft gezien tijdens de ontsnapping dat hij tussen het vee liep en dat hij naar de parkeerplaats liep waar geen auto’s waren. Ook heeft de staatssecretaris tegenstrijdig kunnen achten en niet hoeven opvatten als een nadere uitleg van eiser om zijn verhaal te verduidelijken.
Aanhouding door Al-Shabaab
5.4.
De staatssecretaris heeft ook niet ten onrechte bij het besluit betrokken dat eiser (op blz 14 nader gehoor) bevreemdende verklaringen heeft afgelegd in die zin dat eiser (rustig) bij de auto is blijven wachten tot Al-Shabaab terugkwam. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het gelet op de verklaringen van eiser dat de chauffeur en eigenaar van de auto in zijn bijzijn werden mishandeld, geblinddoekt en in de auto gegooid, het bevreemding wekkend is dat eiser rustig bij de auto is blijven wachten tot Al-Shabaab terugkwam terwijl eiser bekend is waartoe Al-Shabaab in staat is.
Gevangenschap en de veroordeling
5.5.
De staatssecretaris heeft niet ten onrechte de verklaringen van eiser over zijn gevangenschap en de versoepelingen rondom zijn terdoodveroordeling ongeloofwaardig geacht. Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris bij het voorgaande ook niet ten onrechte betrokken dat de versoepelingen rondom zijn terdoodveroordeling, bevreemdend zijn temeer nu eiser één van de dochters die zwanger was van een Al-Shabaab aanhanger heeft helpen vluchten en het juist deze aanhanger was die de versoepelingen aanbood. De staatssecretaris stelt zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt dat eisers verklaringen niet overeenkomen met de algemene landeninformatie. Al-Shabaab staat bekend als een wrede, gewelddadige organisatie. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat niet valt in te zien waarom Al-Shabaab ten aanzien van eiser anders zou handelen, temeer daar hij meermalen heeft aangegeven niet voor ze te willen werken. Eiser speculeert over redenen waarom hij niet door Al-Shabaab gedood is, bijvoorbeeld omdat hij een ondergeschikte rol in het transport had en hij werd kennelijk niet helemaal verantwoordelijk gehouden. De staatssecretaris heeft dit bevreemdend mogen vinden, onder meer nu niet is gebleken dat eiser over speciale vaardigheden beschikte die hem voor Al-Shabaab interessant konden maken en hij zelf heeft verklaard niet te kunnen lezen en schrijven zodat de staatssecretaris het om die reden niet geloofwaardig heeft kunnen achten dat aan eiser in het kader van versoepelingen van de doodstraf uiteindelijk een administratieve functie is aangeboden.
Radio uitzending
5.6.
Ten aanzien van eisers stelling dat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund over de gestelde radio-uitzending en de gebeurtenissen daarna, oordeelt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer gevolgen zal ondervinden van Al-Shabaab. Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen dat ze door de radio-uitzending op de hoogte zijn geraakt van zijn naam, heeft de staatssecretaris zoals hiervoor overwogen, zich op het standpunt kunnen stellen dat de gestelde problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. Er bestaat daarom ook geen reden om eiser het voordeel van de twijfel te gunnen, zoals hij betoogt.
6. Dit leidt tot het oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser niet aannemelijk zijn en hij het relaas van eiser niet volgt. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte tot ongeloofwaardigheid van het tweede element geconcludeerd.
Vluchtelingschap en ernstige schade
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte geen verblijfsvergunning asiel heeft toegekend. Hij is Al-Shabaab ontvlucht en door de radio uitzending is dit bekend geworden. Voorts voert hij aan dat het enkele feit dat Al-Shabaab in Mogadishu niet controleert, nog niet maakt dat Al-Shabaab daar niet aanwezig is en niet verantwoordelijk is voor de vele geweldsincidenten waarbij burgerslachtoffers vallen. Ook maakt dat niet dat gewone burgers daar niet worden gerekruteerd of dat zij, indien zij bekend zijn bij Al-Shabaab, geen risico lopen slachtoffer te worden van geweld. In eisers geval zijn er meerdere punten waardoor hij een dergelijk risico loopt en hij verwijst ter onderbouwing naar verschillende bronnen over de veiligheidssituatie in Mogadishu in de gronden van beroep en wijst op het nieuwe ambtsbericht juni 2023. Ter zitting is namens eisers nog aangevoerd dat in Mogadishu sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Eiser stelt tot de doelgroep van Al-Shabaab te behoren vanwege zijn (jonge) leeftijd.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij in Mogadishu risico op ernstige schade loopt omdat hij Al-Shabaab ontvlucht is en door de radio uitzending bekend is geworden dat hij hen ontvlucht is, is de staatssecretaris daaraan op goede gronden gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voorbij gegaan.
De staatssecretaris heeft voorts, anders dan eiser stelt, voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Mogadishu een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM, nu Al-Shabaab aldaar niet aan de macht is. De rechtbank stelt voorop dat de hoogste bestuursrechter recent nog heeft geoordeeld dat Mogadishu als binnenlands vestigingsalternatief kan worden aangemerkt [1] . De verwijzing naar de verschillende bronnen in de gronden van beroep, welke ook in de zienswijze zijn aangehaald, maakt het voorgaande niet anders. Weliswaar blijkt uit deze informatie dat er aanslagen plaatsvinden in Mogadishu, maar de aanslagen zijn voornamelijk gerichte acties op het Somalische ministerie van Onderwijs en hotels en richt zich in het algemeen niet tegen willekeurige burgers. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze informatie dan ook niet van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Gelet op het voorgaande kan nog steeds niet gesproken worden van een 15c-situatie in Somalië. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt in zijn beroep. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1067