7.1.
Bij het voorgaande heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte betrokken dat eiser bevreemdende verklaringen heeft afgelegd over dat Al Shabaab zou weten dat hij getuige is van de moord op zijn neef. Daartoe heeft de staatssecretaris mogen wijzen op de verklaring van eiser dat hij vijf dagen na de moord op zijn neef ook telefonisch bedreigd werd door Al Shabaab en dat ze zijn naam wisten15, terwijl anderzijds ook is verklaard dat hij denkt dat de mannen hem niet hadden gezien in de winkel 16 en dat de politie eiser had beloofd dat de mannen hem niet zouden kunnen zien op het moment dat hij bij de politie de verdachte aanwees17. Gelet op deze verklaringen is niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat Al Shabaab kon weten dat eiser de getuige van de moord op zijn neef was. De enkele stelling van eiser dat Al Shabaab een logische conclusie zou hebben getrokken omdat eiser in de ochtend en avonduren in de winkel aanwezig was en Al Shabaab dit, vanwege hun continue aanwezigheid in de wijk, zouden weten, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden om dit punt van twijfel weg te nemen, evenals de stelling dat Al Shabaab zou weten dat er iemand getuige was geweest van de moord nu ze verraden waren bij de politie. Dit geldt ook voor het betoog dat Al Shabaab overal tentakels heeft en misschien via medewerkers van de politie zijn geïnformeerd. Terecht is gesteld dat dit immers enkel vermoedens zijn waaraan conclusies worden verbonden.
7.2.
Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris bij het voorgaande ook niet ten onrechte betrokken dat het bevreemdend is dat eiser niet op de hoogte is van het huidige verloop van de situatie in Somalië. Zo heeft eiser verklaard niet te weten of zijn vader nog bedreigd is omdat ze niet graag over Al Shabaab praten, omdat hij bang is afgeluisterd te worden. De staatssecretaris heeft dit bevreemdend mogen vinden, temeer nu eisers vertrek uit Somalië drie jaar geleden is en niet valt in te zien dat hij geen moeite heeft ondernomen om op andere manieren alsnog aan informatie te komen, ondanks zijn leeftijd en medische gesteldheid. De staatssecretaris heeft dit eiser mogen tegenwerpen, nu de Al Shabaab de reden van vertrek uit Somalië is en het dus de kern van zijn asielrelaas betreft. De enkele stelling dat eiser totaal niet geïnteresseerd is in de huidige situatie in Somalië en het wil vergeten heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Hierbij heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte betrokken dat niet gebleken is dat Al Shabaab sinds het vertrek van eiser uit Somalië uitvoer heeft gegeven aan hun bedreigingen jegens de vader van eiser en dat dit de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen met Al Shabaab versterkt.
7.3.
In beroep heeft eiser overigens nog een nieuw asielmotief naar voren gebracht, namelijk dat eiser, gelet op zijn jonge leeftijd, bij terugkeer te vrezen heeft voor rekrutering door Al Shabaab. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het nieuwe asielmotief in onderhavig beroep leidt tot een ontoelaatbare vertraging van de afdoening van de zaak zoals genoemd in artikel 83, derde lid, van de Vw, nu het asielmotief pas in de gronden van beroep van 3 april 2023 is vermeld en ingediend. Gelet hierop is het nieuwe asielmotief te laat in de procedure naar voren gebracht en is niet in te zien waarom dit niet eerder naar voren is gebracht. Daarom zal de rechtbank het nieuwe asielmotief niet bij de beoordeling betrekken.
7.4.
Tot slot heeft de staatssecretaris, anders dan eiser stelt, voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Mogadishu een reëel risico loopt op ernstige schade, nu Al Shabaab aldaar niet aan de macht is. De rechtbank stelt voorop dat de hoogste bestuursrechter recent nog heeft geoordeeld dat Mogadishu als binnenlands vestigingsalternatief kan worden aangemerkt18. De verwijzing naar een artikel van Vluchtelingenwerk19, maakt het voorgaande niet anders. Weliswaar blijkt uit deze informatie dat er aanslagen plaatsvinden in Mogadishu, maar de aanslagen zijn gerichte acties op het Somalische ministerie van Onderwijs en hotels.
7.4.
Op grond van het al het vorenstaande heeft de staatssecretaris eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden en geconcludeerd dat er geen grond is voor het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning.
Conclusie en gevolgen