Uitspraak
Datum uitspraak: 14 september 2022
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter
Raad van State
In deze zaak hebben appellanten, allen met de Afghaanse nationaliteit en verblijvende in Afghanistan, de minister van Defensie verzocht om op de evacuatielijst geplaatst te worden en hen te evacueren of hen in staat te stellen om via een diplomatieke vertegenwoordiging in Afghanistan een proces te doorlopen voor het verkrijgen van een visum. Dit verzoek volgde op de machtsovername door de Taliban op 15 augustus 2021 en de daaropvolgende motie van de Tweede Kamer die de evacuatie van bepaalde groepen personen uit Afghanistan verzocht. De rechtbank Den Haag verklaarde de beroepen van appellanten tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de brief van 30 november 2021 niet-ontvankelijk, wat leidde tot hoger beroep door appellanten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de brief van 30 november 2021 een besluit is, en dat de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk verklaarde. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 30 november 2021, en droeg de minister van Buitenlandse Zaken op om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de Nederlandse overheid jegens personen die in Afghanistan hebben gewerkt en nu in levensgevaar verkeren.