ECLI:NL:RVS:2021:180

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
201904542/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door de vreemdeling

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 mei 2019. De vreemdeling had in eerste aanleg een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bestreden. Op 22 december 2020 heeft de vreemdeling het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling in het geval van intrekking van het hoger beroep, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de vreemdeling het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris van 17 december 2020, waarin deze aankondigde het bestreden besluit van 19 december 2018 in te trekken. De staatssecretaris kan op basis van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van proceskosten worden veroordeeld, maar alleen als hij met de intrekking van zijn besluit aan de vreemdeling is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de staatssecretaris het besluit ingetrokken omdat de Belgische autoriteiten hem op 25 november 2020 meedeelden dat de vreemdeling op 5 mei 2020 de Belgische nationaliteit heeft verkregen. Dit is een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het besluit van 19 december 2018 niet voordeed.

De Raad van State concludeert dat de staatssecretaris met de intrekking van het besluit niet tegemoet is gekomen aan de vreemdeling, en daarom bestaat er geen aanleiding om hem tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen. Het verzoek van de vreemdeling wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2021.

Uitspraak

201904542/1/V3.
Datum uitspraak: 28 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 mei 2019 in zaak nr. 18/9839, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 22 december 2020 heeft de vreemdeling het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Op verzoek van de Afdeling heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van 17 december 2020. Daarin staat dat de staatssecretaris het bij de rechtbank bestreden besluit van 19 december 2018 intrekt.
2.    De staatssecretaris kan met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld als hij met de intrekking van zijn besluit aan de vreemdeling is tegemoetgekomen. Van tegemoetkomen is geen sprake als een in beroep bestreden besluit is gewijzigd wegens veranderde omstandigheden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816).
3.    De staatssecretaris heeft het besluit van 19 december 2018 ingetrokken, omdat de Belgische autoriteiten hem op 25 november 2020 meedeelden dat de vreemdeling op 5 mei 2020 de Belgische nationaliteit heeft gekregen. Dat is een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het besluit van 19 december 2018 niet voordeed. De staatssecretaris is met de intrekking van dat besluit dan ook niet tegemoetgekomen aan de vreemdeling. Daarom bestaat geen aanleiding om hem tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
4.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2021
551.