ECLI:NL:RBDHA:2021:17022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
NL21.18840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. In een brief van 23 december 2021 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, maar weigerde hij de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden. Verzoeker trok daarop zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de intrekking van het besluit van 2 december 2021 door de Staatssecretaris niet als tegemoetkoming aan verzoeker kan worden gezien, omdat dit gebeurde op basis van nieuwe feiten die zich niet voordeden ten tijde van het oorspronkelijke besluit. Verzoeker had zijn minderjarigheid aangetoond met een Turkse identiteitskaart, maar de rechtbank oordeelde dat het aan verzoeker was om dit aan te tonen en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de conclusie dat de Staatssecretaris niet in gebreke was gebleven. De uitspraak is openbaar gemaakt en gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18840
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Peeters).

Procesverloop

In het besluit van 2 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In de brief van 23 december 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Verder heeft verweerder meegedeeld niet bereid te zijn de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden.
Naar aanleiding van de brief van 23 december 2021 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken naar aanleiding van de brief van verweerder van 23 december 2021. Daarin staat dat verweerder het bestreden besluit van
2 december 2021 intrekt, hij alsnog uitgaat van de minderjarige leeftijd van verzoeker en dat opnieuw op de asielaanvraag van verzoeker zal worden beslist.
3. Verweerder kan met toepassing van artikel 8:75a van de Awb tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld als hij met de intrekking van zijn besluit aan verzoeker
is tegemoetgekomen. Van tegemoetkomen is geen sprake als een in beroep bestreden besluit is gewijzigd wegens nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.
5. Verweerder heeft het besluit van 2 december 2021 ingetrokken, omdat verzoeker in beroep alsnog zijn minderjarigheid heeft aangetoond. Op 3 december 2021 heeft verzoeker een Turkse identiteitskaart naar Bureau Documenten gestuurd. Bureau Documenten heeft een positief advies uitgebracht waarmee verzoekers minderjarigheid alsnog is vastgesteld. Dat is een nieuw feit of veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het besluit van
2 december 2021 niet voordeed. Verweerder is met de intrekking van dat besluit dan ook niet tegemoetgekomen aan verzoeker. Dat verzoeker vanaf het begin tegenover verweerder heeft verklaard minderjarig te zijn en dat zijn Turkse identiteitskaart hiervan een onderbouwing is, maakt het voorgaande niet anders. Het was immers aan verzoeker om dit aan te tonen.
6. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
1 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX1816) en 28 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:180).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
30 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. B. Fijnheer S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten,
kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.