ECLI:NL:RBDHA:2021:17022
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. In een brief van 23 december 2021 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, maar weigerde hij de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden. Verzoeker trok daarop zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de intrekking van het besluit van 2 december 2021 door de Staatssecretaris niet als tegemoetkoming aan verzoeker kan worden gezien, omdat dit gebeurde op basis van nieuwe feiten die zich niet voordeden ten tijde van het oorspronkelijke besluit. Verzoeker had zijn minderjarigheid aangetoond met een Turkse identiteitskaart, maar de rechtbank oordeelde dat het aan verzoeker was om dit aan te tonen en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de conclusie dat de Staatssecretaris niet in gebreke was gebleven. De uitspraak is openbaar gemaakt en gepubliceerd op rechtspraak.nl.