ECLI:NL:RBDHA:2025:7749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielbeschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielbeschikking door de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had zijn asielaanvraag op 12 september 2024 ingediend, maar de minister had deze niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling. Tijdens de zitting op 7 april 2025 bleek dat de minister een BMA-advies had aangevraagd, wat leidde tot de intrekking van de beschikking op 17 april 2025. Verzoeker trok zijn beroepschrift in op 22 april 2025 en vroeg om een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat verzoeker zijn medische stellingen pas na het bestreden besluit had onderbouwd, waardoor de onrechtmatigheid van het besluit niet was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door de minister in de zin van artikel 8:75a van de Awb, en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.