ECLI:NL:RBDHA:2022:2241
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking mvv-aanvraag door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke aanvankelijk was afgewezen. Na een beroepsprocedure en het indienen van aanvullende documenten door de referent, heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken en de mvv-aanvraag alsnog ingewilligd. Verzoekster trok daarop haar beroep in en verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenvergoeding kan worden toegewezen indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het bestreden besluit en de inwilliging van de mvv-aanvraag plaatsvonden vanwege veranderde omstandigheden, namelijk de overlegging van een nieuw arbeidscontract door de referent. Dit betekende dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar gedaan en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.