ECLI:NL:RBDHA:2022:2241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
AWB 20/4055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking mvv-aanvraag door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke aanvankelijk was afgewezen. Na een beroepsprocedure en het indienen van aanvullende documenten door de referent, heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken en de mvv-aanvraag alsnog ingewilligd. Verzoekster trok daarop haar beroep in en verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenvergoeding kan worden toegewezen indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het bestreden besluit en de inwilliging van de mvv-aanvraag plaatsvonden vanwege veranderde omstandigheden, namelijk de overlegging van een nieuw arbeidscontract door de referent. Dit betekende dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar gedaan en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4055
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Wiersma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 10 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] (referent)’ afgewezen.
Met het besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de beroepszaak heeft plaatsgevonden op 24 november 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verder is referent verschenen. Verweerder is, met een bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Bij brief van 2 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om referent in de gelegenheid te stellen een afschrift van zijn nieuwe arbeidscontract aan het dossier toe te voegen. Op 9 februari 2022 heeft referent een afschrift van zijn nieuwe arbeidscontract overgelegd.
Hierop heeft verweerder bij brief van 24 februari 2022 bericht dat hij voornemens is om de gevraagde mvv alsnog te verlenen mits enkele nog ontbrekende stukken, te weten een ondertekend aanvraagformulier en een kopie van een geldig identificerend document van referent, worden overgelegd.
Met het besluit van 11 maart 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, het bezwaar alsnog gegrond verklaard en bepaald dat aan verzoekster de gevraagde mvv wordt verleend. In de begeleidende brief heeft verweerder te kennen gegeven niet bereid te zijn de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
Bij brief van 14 maart 2022 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen tot een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een zitting in de verzoekschriftprocedure achterwege wordt gelaten en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen.
2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraken van 28 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:180, en van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:258), is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb geen sprake als een in beroep bestreden besluit is gewijzigd wegens veranderde omstandigheden.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken en de mvv-aanvraag alsnog ingewilligd, omdat referent in beroep een afschrift van zijn nieuwe arbeidscontract, geldend van 7 januari 2022 tot en met 6 januari 2023, (en enkele ontbrekende stukken) heeft overgelegd. Dit arbeidscontract heeft te gelden als een (onder 2. bedoelde) veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het bestreden besluit niet voordeed. Verweerder is met de intrekking van het bestreden besluit en de inwilliging van de mvv-aanvraag dan ook niet aan verzoekster tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Daarom bestaat er geen aanleiding om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
4. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.