Uitspraak
Datum uitspraak: 26 februari 2020
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van [appellante sub 1] en [appellante sub 2] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De burgemeester van Waalwijk heeft op 1 mei 2019 besloten om het pand van [appellante sub 1] en [appellante sub 2] te sluiten voor de duur van twaalf maanden, omdat er voorwerpen aanwezig waren die geschikt waren voor het opzetten van een grootschalige hennepkwekerij. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om deze maatregel op te leggen. De appellanten betogen dat de burgemeester niet bevoegd was, omdat [appellante sub 2] niet wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorwerpen bestemd waren voor hennepteelt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester op basis van de aangetroffen voorwerpen en de omstandigheden van het geval, zoals eerdere overtredingen van de Opiumwet door de bestuurders van [appellante sub 2], terecht heeft geoordeeld dat er ernstige redenen waren om aan te nemen dat de voorwerpen bestemd waren voor een beroeps- of bedrijfsmatige hennepplantage. De Afdeling concludeert dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten.