ECLI:NL:RBDHA:2020:12135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag en verstrijken overdrachtstermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de Staatssecretaris heeft het bestreden besluit op 20 juli 2020 ingetrokken. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het besluit niet kan worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, omdat de intrekking niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit van de Staatssecretaris. De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat de overdracht aan Italië niet kon plaatsvinden, wat buiten de macht van de Staatssecretaris lag.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 20 augustus 2020 en kan worden aangevochten door verzet in te stellen binnen zes weken na de bekendmaking.