ECLI:NL:RBDHA:2020:10753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. Na een beroep door de verzoeker, trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, maar weigerde een proceskostenvergoeding toe te kennen. De verzoeker trok daarop zijn beroep in, maar vroeg wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank oordeelde op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het bestreden besluit niet als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb kon worden beschouwd, omdat de intrekking niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit. De rechtbank concludeerde dat de coronacrisis een veranderde omstandigheid was die de overdracht aan Italië bemoeilijkte, maar dat dit niet aan de Staatssecretaris kon worden verweten. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De rechtbank benadrukte dat de verzoeker niet kon worden overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten en dat de intrekking van het besluit niet betekende dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat er geen aanleiding was om de Staatssecretaris te veroordelen tot betaling van deze kosten. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg, en werd bekendgemaakt op 11 augustus 2020.