ECLI:NL:RBDHA:2020:10818
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. Na een beroep door de verzoeker, trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, maar weigerde een proceskostenvergoeding toe te kennen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het besluit door de Staatssecretaris niet als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb kan worden beschouwd, omdat de intrekking niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit.
De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voor het verstrijken van de overdrachtstermijn aan de Italiaanse autoriteiten kon worden overgedragen, en dat de coronacrisis een veranderde omstandigheid was die niet aan de Staatssecretaris kon worden verweten. Daarom werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, en werd de zaak als kennelijk ongegrond beschouwd. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg, en werd bekendgemaakt op 11 augustus 2020.