ECLI:NL:RBDHA:2020:14426
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na intrekking bestreden besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Op 2 juli 2020 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, wat de rechtbank noopte om te onderzoeken of eiser nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft eiser gevraagd om te reageren op de intrekking van het besluit, maar eiser heeft niet gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de intrekking van het besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat de intrekking van het besluit niet onrechtmatig was en de overdracht aan Oostenrijk door de coronacrisis feitelijk onmogelijk was gemaakt.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is bekendgemaakt op 31 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.