ECLI:NL:RBDHA:2020:14426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
NL20.9883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na intrekking bestreden besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Op 2 juli 2020 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, wat de rechtbank noopte om te onderzoeken of eiser nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft eiser gevraagd om te reageren op de intrekking van het besluit, maar eiser heeft niet gereageerd.

De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de intrekking van het besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat de intrekking van het besluit niet onrechtmatig was en de overdracht aan Oostenrijk door de coronacrisis feitelijk onmogelijk was gemaakt.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is bekendgemaakt op 31 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.9883
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Lavell), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 2 juli 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
De rechtbank heeft op 17 juli 2020 geïnformeerd of dit voor eiser aanleiding geeft om het beroep in te trekken en verzocht om uiterlijk 24 juli 2020 te reageren. Eiser heeft niet gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat verweerder het bestreden besluit van 30 april 2020 heeft ingetrokken, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld om overdracht aan Oostenrijk te voorkomen en verweerder te bewegen hem op te nemen in de nationale procedure.
4. Verweerder heeft in zijn brief van 2 juli 2020 aan eiser te kennen gegeven dat verweerder zijn asielaanvraag in de nationale procedure heeft opgenomen en heeft aangegeven dat het bestreden besluit is ingetrokken.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gelet op het voorgaande geen procesbelang meer bij deze procedure, omdat hij heeft bereikt wat hij wilde met zijn beroep.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Na het bestreden besluit is gebleken dat eiser niet voor het verstrijken van de overdrachtstermijn kan worden overgedragen aan de Oostenrijkse autoriteiten. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiser alsnog in behandeling genomen. De overdracht aan Oostenrijk is feitelijk onmogelijk gemaakt door de coronacrisis, welke omstandigheid buiten de macht van verweerder is gelegen en dus niet aan verweerder verweten kan worden. Onder die omstandigheden is er geen sprake van een situatie dat verweerder het bestreden besluit heeft ingetrokken omdat dat onrechtmatig was.1 Daarom bestaat geen aanleiding om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
1 Uitspraken van de ABRvS van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816, en 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
31 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.