ECLI:NL:RVS:2014:183

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201301775/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 februari 2013. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 27 januari 2012, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling had in eerste instantie een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. Echter, tijdens de procedure bleek dat de vreemdeling sinds 18 oktober 2012 met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer had met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat, gezien het vertrek van de vreemdeling en het ontbreken van contact, het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond was. De grieven van de staatssecretaris behoefden geen verdere bespreking. De rechtbank uitspraak werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De beslissing werd genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden de uitspraak in het openbaar deden op 22 januari 2014.

Uitspraak

201301775/1/V4.
Datum uitspraak: 22 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 februari 2013 in zaak nr. 12/3029 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 februari 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek is gesloten.
Overwegingen
1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
2. Bij brief van 3 oktober 2012 heeft de gemachtigde van de vreemdeling de rechtbank te kennen gegeven geen contact meer met hem te onderhouden. Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de rechtbank op 16 oktober 2012 blijkt dat de gemachtigde van de vreemdeling desgevraagd heeft verklaard nog steeds geen contact met de vreemdeling te hebben. Bij brief van 20 augustus 2013 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling meegedeeld dat de vreemdeling sinds 18 oktober 2012 staat geregistreerd als zijnde met onbekende bestemming vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling op 20 augustus 2013 desgevraagd heeft verklaard nog immer geen contact te hebben met de vreemdeling.
3. Nu de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Reeds hierom is het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk gegrond. De grieven behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank bij deze stand van zaken zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling, nu hij gelet op het voorgaande geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem tegen het besluit van 27 januari 2012 ingestelde beroep, niet-ontvankelijk verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 februari 2013 in zaak nr. 12/3029;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Brock
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014
603.