8.2.2 Uit de hiervoor weergegeven passage blijkt naar het oordeel van de rechtbank, dat voor Dublinclaimanten die met valse documenten Malta zijn uitgereisd een reële kans bestaat dat zij worden gedetineerd bij terugkeer naar Malta. In dat verband is van belang dat uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 18 december 2012 blijkt dat eiser met een vals paspoort Nederland is ingereisd vanuit Malta. Hij heeft, blijkens dit proces-verbaal en het eerste gehoor van 27 december 2012, zelf verklaard dat hij een paspoort van een ander persoon heeft gebruikt voor zijn reis van Malta naar Nederland. Dit is door verweerder niet betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiser met een vals paspoort Malta is uitgereisd.
8.2.3 Nu eiser met een vals paspoort Malta is uitgereisd acht de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven passage uit het rapport van Pro Asyl van mei 2012, de kans niet onaanzienlijk dat eiser bij overdracht aan Malta op grond van de Verordening, gedetineerd zal worden. De verwijzing van verweerder naar de brief van de Maltese minister van Binnenlandse Zaken van 23 maart 2012 doet hieraan niet af, nu de Maltese autoriteiten daarin immers niet ontkennen dat Dublinclaimanten gedetineerd kunnen worden bij terugkeer. Op pagina 2 van de brief is het volgende weergegeven:
“As regards those cases in which Dublin returnees may be subject to detention, such as those who have absconded from detention (…)”.
De woorden ‘such as’ geven naar het oordeel van de rechtbank weer dat er meer gevallen zijn waarin Dublinclaimanten gedetineerd kunnen worden. Verweerder heeft met de verwijzing naar deze brief derhalve niet de gestelde en uit het rapport van Pro Asyl blijkende niet onaanzienlijke kans kunnen weerleggen dat eiser bij terugkeer naar Malta gedetineerd zal worden.
Ook de verwijzing van verweerder naar uitspraken van de Afdeling van onder meer 7 oktober 2011 (nr. 201005977/1/V3) doet aan het voorgaande niet af, nu in deze uitspraken voornoemd rapport van Pro Asyl niet is betrokken.
8.3 Ten aanzien van de detentieomstandigheden heeft eiser verwezen naar de rapporten van Pro Asyl en ICJ van mei 2012. Uit het rapport van Pro Asyl (p. 10) blijkt onder meer dat er ten tijde van het bezoek van Hammarberg aan Malta in maart 2011 sprake was van een lichte verbetering, maar dat vanaf april 2011 het aantal gedetineerden aanzienlijk is gestegen door de toegenomen vluchtelingenstroom:
“Eine zwischenzeitliche Verbesserung der Haftbedingungen resultierte im Wesentlichen schlichtweg aus der Tatsache, dass sich aufgrund der stark abgenommenen Anlandungen auf Malta – insbesondere
im Jahr 2010 – kaum noch Personen in Haft befanden. So waren etwa zum Zeitpunkt des Besuchs von Thomas Hammarberg Ende März 2011 „lediglich“ 49 MigrantInnen inhaftiert. Bereits Anfang April 2011 stieg deren Zahl nach dem Eintreffen mehrerer großer Flüchtlingsschiffe wieder drastisch an. So waren, nach Angaben der maltesischen Regierung, am 8. April 2011 1.040 Personen inhaftiert.”
Over Safi detentiecenrum rapporteert Pro Asyl als volgt:
p. 11: “Die Haftbedingungen, insbesondere in den beiden ehemals als Lagerhallen genutzten Gebäuden, sind nach wie vor miserabel. Zu nennen ist hier vor allem die Massenunterbringung hunderter Inhaftierter in einem Raum, welcher lediglich unterteilt wird durch niedrige Trennwände, die nicht bis an die Decke reichen. Weiterhin gibt es keine Ventilatoren bzw. Klimaanlagen, was verstärkt durch die baulichen Gegebenheiten der ehemaligen Lagerhallen – nur sehr kleine Fenster in großer Höhe – im Sommer zu extrem hohen Temperaturen innerhalb der Gebäude führt. Weiterhin bestehen für die Gefangenen so gut wie keine Beschäftigungsmöglichkeiten. Der tagsüber zugängliche Hof ist aufgrund der klimatischen Bedingungen auf Malta im Sommer für die Inhaftierten kaum nutzbar, da dort kein Schatten vorhanden ist. Darüber hinaus werden die sanitären Anlagen in einem der beiden Lagerhäuser als absolut unzureichend beschrieben. Mitte August 2011 kam es zu einem Aufstand in Safi, bei welchem u.a. Brände gelegt und Polizisten sowie Fahrzeuge mit Steinen beworfen wurden. Auslöser dieser Eskalation war der Aufstand zweier Asylsuchender, die aus Protest gegen die Ablehnung ihres Asylantrags einen Stacheldrahtzaun bestiegen. Innerhalb kürzester Zeit schlossen sich ihnen etliche weitere Inhaftierte an. Sie forderten ihre Freilassung und bezeichneten die Haftbedingungen als unmenschlich. Die Polizei reagierte darauf mit dem Einsatz von Tränengas und Gummigeschossen, wobei sie diese sogar gegen Inhaftierte einsetzten, die sich in der Lagerhalle aufhielten und somit keine Fluchtmöglichkeiten hatten. Wie das Committee on the Elimination of Racial Discrimination im Sommer 2011 schreibt, gab es bereits in den vorangegangenen Jahren Aufstände in den Haftanstalten. Das Committee drückt Besorgnis über exzessive Gewaltanwendung bei deren Niederschlagung aus und fordert eine Verbesserung der Haftbedingungen.”
Over het Safi detentiecentrum overweegt de ICJ, dat dit centrum in de week van 26 tot 30 september 2011 heeft bezocht, onder 4.4.7. van het rapport van mei 2012 dat: “… in Safi Barracks, the accumulation of poor conditions, together with the apparent existence of cases of psychological instability, with the lack of facilities, the overcrowded conditions and mandatory length of 18 months detention, at the time of the visit, the situation in the detention centre is beyond the treshold of degrading treatment.. “.
8.4 De rechtbank stelt vast dat, gelet op voorgaande rapporten, in Maltese gevangenissen, hoewel niet in alle, sprake kan zijn van overbevolking, te weinig lucht en water en gebrekkige sanitaire voorzieningen, aan welke omstandigheden de gedetineerde asielzoekers gedurende langere tijd blootgesteld kunnen zijn. Zoals uit het arrest M.S.S. volgt, was daarvan ook in Griekse gevangenissen sprake en het EHRM achtte deze omstandigheden zodanig vernederend dat sprake was van strijd met artikel 3 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen door eiser naar voren is gebracht en zoals hiervoor besproken met betrekking tot de kans op detentie en de detentieomstandigheden in Maltese gevangenissen, door verweerder niet deugdelijk is gemotiveerd waarom in het geval van eiser bij overdracht aan Malta niet van een reëel risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM sprake is. De verwijzing door verweerder naar de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2012, doet hier niet aan af, nu de Afdeling in die uitspraak geen oordeel heeft gegeven over de detentieomstandigheden in Maltese gevangenissen. Reeds hierom acht de rechtbank het beroep van eiser gegrond.
9. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet zonder nadere motivering heeft kunnen volstaan met een verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
10. Het bestreden besluit komt wegens strijd met de artikel 3:2 en 3:46 van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
11. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de aanwijzingen van de rechtbank.
12. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte kosten. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 944,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroep en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).