ECLI:NL:RBDHA:2017:4463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 31 maart 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 13 april 2017 werd echter duidelijk dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, wat door de verweerder werd aangetoond met een brief aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, is er geen rechtens te beschermen belang meer als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Aangezien eiser niet ter zitting verscheen en zijn gemachtigde geen contact meer had gehad, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/7058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2017.
Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en heeft hiertoe een brief van 12 april 2017 aan de Duitse autoriteiten overgelegd, waarin staat dat overdracht van eiser aan Duitsland niet kan plaatsvinden omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken, hij niet ter zitting is verschenen en zijn gemachtigde ter zitting heeft verklaard sinds het indienen van de zienswijze ook geen contact meer te hebben gehad met eiser, stelt eiser kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van het door hem tegen het bestreden besluit ingestelde rechtsmiddel. Gelet hierop heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
5. Nu het procesbelang is komen te ontvallen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.