ECLI:NL:RBDHA:2017:4463
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 31 maart 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 13 april 2017 werd echter duidelijk dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, wat door de verweerder werd aangetoond met een brief aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, is er geen rechtens te beschermen belang meer als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Aangezien eiser niet ter zitting verscheen en zijn gemachtigde geen contact meer had gehad, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na verzending.