ECLI:NL:RBDHA:2018:14999

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
NL18.22036
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ontbreken van belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man geboren in 1992, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 19 november 2018, omdat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 13 december 2018, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld. De gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiser geen contact heeft onderhouden en niet opnieuw is aangemeld bij de Staatssecretaris.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Gunster. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.22036

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A.M.H.C. Verwiel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Jaber).

ProcesverloopBij besluit van 19 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.22037, plaatsgevonden op 13 december 2018. Eiser noch zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Gemachtigde heeft schriftelijk aangegeven sindsdien geen contact meer met hem te hebben gehad en ook haar brieven aan hem retour te hebben ontvangen.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:183), geeft een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde daarmee te kennen dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aangevraagde bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, hij geen contact meer heeft met zijn gemachtigde en eiser zich ook niet opnieuw heeft aangemeld bij verweerder, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Niet is gebleken dat eiser desondanks nog belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van belang.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.