ECLI:NL:RBDHA:2014:14656
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen feitelijke uitzetting van Chinese nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2014 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van eiseres, een Chinese nationaliteit, tegen haar voorgenomen feitelijke uitzetting. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die haar uitzetting naar China had aangekondigd. De rechtbank oordeelde dat eiseres, door haar feitelijke vertrek uit Nederland en het ontbreken van contact met haar gemachtigde, geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank benadrukte dat de enkele mededeling van de gemachtigde dat er contact is, onvoldoende was om aan te nemen dat eiseres nog een belang had bij het voorkomen van haar uitzetting. De rechtbank concludeerde dat de besluiten waartegen eiseres zich richtte, in rechte onaantastbaar werden door de niet-ontvankelijkheid van haar beroepen. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken, kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk en besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.