In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 16 maart 2023 een teruggaaf van belasting op aangifte (bpm) verleend, maar had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep op 10 september 2025, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de teruggaafbeschikking naar een juist bedrag is vastgesteld, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de teruggaaf van bpm correct is vastgesteld, maar dat de procedure te lang heeft geduurd. Belanghebbende had recht op een schadevergoeding van € 1.000, die verdeeld wordt over drie samenhangende zaken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een schadevergoeding toe en veroordeelt de Staat tot betaling van deze vergoeding en de proceskosten.