ECLI:NL:RBZWB:2024:3467
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm)
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 juni 2022. De inspecteur had aan belanghebbende een teruggaaf verleend van op aangifte betaalde belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) met dagtekening 17 maart 2022. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of het beroep van belanghebbende moet worden aangehouden en of de teruggaaf naar het juiste bedrag heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat het beroep niet aangehouden hoeft te worden en dat de teruggaaf correct is verleend. De feiten tonen aan dat de auto, een Ferrari Portofino, op 29 september 2020 in Nederland is geregistreerd en dat er € 26.026 aan Bpm is voldaan. Na beëindiging van de tenaamstelling op 28 december 2021 heeft belanghebbende op 21 februari 2022 om een teruggaaf van Bpm verzocht, welke door de inspecteur is verleend.
Er zijn geschilpunten over de aanhouding van de zaak en de hoogte van de teruggaaf. Belanghebbende stelt dat er een ongerechtvaardigd onderscheid is in de exportberekening en dat de teruggaaf te laag is. De rechtbank oordeelt dat de teruggaaf naar het juiste bedrag heeft plaatsgevonden en dat er geen schending van artikel 110 VWEU is. Tevens heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 500 toe en veroordeelt de Staat tot betaling van proceskosten van € 218,75. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert op 28 mei 2024.