ECLI:NL:RBZWB:2025:4557
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van verzoeken om ambtshalve vermindering van inkomstenbelasting door de inspecteur
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2017 tot en met 2020. Belanghebbende had verzocht om ambtshalve vermindering van deze aanslagen, maar de inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen en de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 22 mei 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door een gemachtigde en de inspecteur vertegenwoordigd was door meerdere inspecteurs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de verzoeken om vermindering terecht heeft afgewezen en dat de aanslagen niet verminderd hoeven te worden. Belanghebbende had geen fiscaal partner en de rechtbank concludeert dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel is, aangezien belastingplichtigen die geen bezwaar hebben gemaakt niet gelijk zijn aan degenen die dat wel hebben gedaan. De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel en het beginsel van fair play verworpen, omdat er geen expliciete toezegging was gedaan door de Staatssecretaris van Financiën. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen griffierecht of proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.