Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
3.Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klachten
Reeds daarom falen de klachten voor zover zij ertoe strekken dat belanghebbende met betrekking tot de box 3-heffing over de jaren 2015 en 2016 rechtsherstel moet worden geboden in die zin dat de heffing in overeenstemming moet worden gebracht met hetgeen belanghebbende aanmerkt als zijn in die jaren werkelijk genoten voordeel uit sparen en beleggen.
De gestelde onjuistheid van deze aanslagen volgt dus uit nieuwe jurisprudentie als bedoeld in artikel 45aa, aanhef en letter b, van de Uitvoeringsregeling. De Minister van Financiën heeft na het arrest van 24 december 2021 niet bekend gemaakt dat ten aanzien van onherroepelijk geworden aanslagen kan worden afgewekenvan de in artikel 45aa, aanhef en letter b, van de Uitvoeringsregeling opgenomen voorwaarde. Het oordeel van het Hof dat aan belanghebbende terecht geen ambtshalve vermindering van de voor de jaren 2017 en 2018 opgelegde aanslagen IB/PVV is verleend, wordt dus tevergeefs bestreden.