In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2025, zijn de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Belanghebbende had verzocht om vermindering van eerder opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2010, maar de rechtbank oordeelde dat hij misbruik maakte van het recht door herhaaldelijk tegen de beslissingen van de inspecteur in beroep te gaan. De rechtbank legt uit dat het instellen van beroep niet bedoeld is om de juistheid van een in rechte vaststaande aanslag ter discussie te stellen. Belanghebbende had eerder een compromis bereikt met de inspecteur, maar bleef de uitslagen ter discussie stellen, wat de rechtbank als misbruik van recht beschouwde. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de wijze van procederen van belanghebbende, die ongestructureerd en met een overdaad aan stukken was, een onevenredige belasting op de rechtspraak veroorzaakte. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de kostenveroordeling van de inspecteur niet toegewezen, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak is openbaar gemaakt en belanghebbende kan binnen zes weken hoger beroep instellen.