In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 beoordeeld. De inspecteur van de belastingdienst had op 31 maart 2023 het verzoek van belanghebbende afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de inspecteur het verzoek terecht heeft afgewezen. Belanghebbende had eerder een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd gekregen, die was gebaseerd op de staking van zijn onderneming in 2009. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voldoende gelegenheid heeft geboden voor een hoorzitting, maar dat belanghebbende deze niet op een redelijke manier heeft aangevraagd. De rechtbank stelt vast dat het beroep ontvankelijk is, maar dat er geen reden is om de afwijzing van de inspecteur te herzien. De rechtbank wijst erop dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag over de staking van de onderneming in 2009 onherroepelijk is en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die een wijziging van de aanslag rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van belanghebbende af.