Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- de uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, behoudens de beslissingen over de navorderingsaanslag IB/PVV 2009, de aanslag IB/PVV 2010, de bijbehorende beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikking;
- de uitspraken van de inspecteur die zien op de navorderingsaanslag IB/PVV
- de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 verminderd in die zin dat de stakingswinst wordt vastgesteld op € 100.000, onder handhaving van de overige elementen van de navorderingsaanslag;
- de bijbehorende beschikking heffingsrente gewijzigd met inachtneming van die vermindering;
- de boetebeschikking verminderd in die zin dat de boete wordt verminderd tot 10 percent van de verschuldigde belasting;
- de aanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.488 (ongewijzigd) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.871;
- de bijbehorende beschikking heffingsrente gewijzigd met inachtneming van die vermindering; en
- de inspecteur gelast aan belanghebbende € 123 aan griffierecht te vergoeden.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen inhoudelijk ongegrond;
- verklaart het beroep met betrekking tot het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 gegrond;
- stelt de door de inspecteur verbeurde dwangsom vast op € 40;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;