ECLI:NL:HR:2019:1173
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht bij bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende door de gemeente Haarlem. De zaak is gestart met een bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag, dat op 24 mei 2015 per fax is ingediend. De heffingsambtenaar heeft echter gesteld dat dit bezwaar niet is ontvangen, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar op 5 april 2016. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 11 januari 2018 uitspraak deed.
De Hoge Raad heeft in cassatie de klachten van belanghebbende beoordeeld. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende niet op de voorgeschreven wijze bezwaar had gemaakt, omdat het bezwaar niet bij het bevoegde bestuursorgaan was ingediend. De Hoge Raad bevestigde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, zoals bedoeld in artikel 6:15, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof had vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende het bezwaarschrift had verzonden naar een verkeerd faxnummer, wat de ontvangst door de heffingsambtenaar bemoeilijkte.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat de overige klachten van belanghebbende ook niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.