ECLI:NL:RBZWB:2025:1973
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 17.218, en daarnaast € 116 belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, die door de inspecteur ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 13 januari 2025 behandeld, waarbij ook mr. M.U. Sahin namens belanghebbende aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag te hoog was en heeft deze verminderd tot € 14.364. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van bijna 46 maanden, die met 22 maanden is overschreden. De rechtbank heeft een schadevergoeding van € 2.000 toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten, die in totaal € 3.108 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.