In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 1.569 is opgelegd. De naheffingsaanslag is gebaseerd op een onderzoek naar de waarde van een Volkswagen Passat, die als ex-rental is aangemerkt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 21 februari 2024 heeft belanghebbende betoogd dat de berekening van de afschrijving niet correct is, omdat de historische nieuwprijs niet op de juiste wijze is vastgesteld en de handelsinkoopwaarde niet correct is berekend. Het Hof heeft geoordeeld dat de historische nieuwprijs moet worden gebaseerd op het bedrag aan BPM dat verschuldigd zou zijn geweest op het moment van eerste ingebruikname van de auto. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de hogere CO2-uitstoot van de auto een invloed heeft op de handelsinkoopwaarde, en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat deze hogere CO2-uitstoot geen invloed heeft op de afschrijving.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De in rekening gebrachte belastingrente van € 10 blijft ook gehandhaafd, omdat belanghebbende hiertegen geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.