ECLI:NL:RBZWB:2024:900
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden van hotels in Middelburg en de gevolgen van de coronapandemie op de waardebepaling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 februari 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de WOZ-waarden van twee onroerende zaken, beide gelegen in Middelburg, beoordeeld. De rechtbank behandelt de zaken onder de zaaknummers BRE 21/4507 en 21/4508. De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg had de WOZ-waarden vastgesteld op respectievelijk € 4.048.000 en € 991.000, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaken, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepalingen, waarbij hij aanvoert dat de waarden te hoog zijn vastgesteld en onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de coronapandemie.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld. Belanghebbende heeft geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de waarde afwijkt van de betaalde prijs, en de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft vastgesteld, onder andere door gebruik te maken van de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank wijst erop dat de coronapandemie op de waardepeildatum nog niet van invloed was op de waarde van de onroerende zaken.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, onder andere omdat de vertraging mede te wijten is aan het handelen van de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de WOZ-waarden en de aanslagen onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.