Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 21/4507 en 21/4508. De zaak betreft een beroepschrift dat is ingediend door een gemachtigde namens een belastingplichtige tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. De gemachtigde heeft echter verzuimd een schriftelijke machtiging mee te sturen, wat noodzakelijk is omdat het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en de verzender niet als advocaat is aangemerkt. Dit verzuim is in overeenstemming met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De griffier heeft de gemachtigde in een brief van 1 november 2021 de kans gegeven om het verzuim binnen vier weken te herstellen. Dit verzoek is herhaald in een aangetekende brief van 12 januari 2022, met een laatste termijn van twee weken. Ondanks deze herhaalde verzoeken heeft de gemachtigde het verzuim niet hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde geen tijdige actie heeft ondernomen om de benodigde documenten in te dienen, ondanks dat de aangetekende brieven zijn afgehaald.
Gelet op het niet herstellen van het verzuim, heeft de rechtbank besloten om de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van P. van der Hoeven als griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.