ECLI:NL:RBZWB:2024:608
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van dividendbelasting en de toepassing van het Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, gevestigd in Luxemburg, had een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst, die op 2 januari 2023 het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2013 had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur terecht geen teruggaaf heeft verleend, waarbij zij zich baseerde op het Unierecht en eerdere uitspraken van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi) en dat het verzoek om teruggaaf op basis van het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 niet kan worden gehonoreerd. De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat zelfs als er sprake zou zijn van een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van kapitaal, dit de belanghebbende niet zou baten, omdat de tegemoetkoming voor een fbi nooit hoger kan zijn dan het bedrag aan dividendbelasting dat zij heeft ingehouden. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat en dat de belanghebbende ook geen recht heeft op vergoeding van rente of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.