In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor de jaren 2007 tot en met 2016, waarbij een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen was vastgesteld. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank beoordeelt of deze beslissing terecht is en of de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen ook terecht zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de bezwaren niet binnen de wettelijke termijn zijn ingediend. Ook de verzoeken om ambtshalve vermindering zijn te laat ingediend, waardoor de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende niet kan aantonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De uitspraak bevestigt dat de aanslagen en de belastingrentebeschikkingen in stand blijven, en dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn voor de jaren 2007 tot en met 2009, terwijl de overige beroepen ongegrond zijn.