Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
De aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.754 en een belastbaar inkomen uit box 3 van € 6.081. Belanghebbende heeft € 1.244 genoten aan opbrengsten van haar vermogen en was € 1.354 verschuldigd aan IB/PVV.
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van de middelen
Bij de beoordeling van deze middelen wordt vooropgesteld dat de hiervoor in 3.2.1 weergegeven oordelen van het Hof getuigen van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in de vandaag uitgesproken prejudiciële beslissing in de zaak met kenmerk 20/03092 (ECLI:NL:HR:2021:963), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht, was het Hof niet bevoegd het in 3.2.2 weergegeven oordeel te geven.
Voor zover de middelen betogen dat dit oordeel op onjuiste of ontoereikende gronden berust, kunnen zij daarom niet tot cassatie leiden.