In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst van 20 juli 2022 en 19 augustus 2022, die naheffingsaanslagen had opgelegd voor twee Ford Mustangs en een Chevrolet Camaro SS. De rechtbank heeft de beroepen op 25 april 2024 behandeld, waarbij de inspecteur werd vertegenwoordigd door twee inspecteurs.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende had aangevoerd dat de forfaitaire afschrijvingstabel, die door de inspecteur werd gebruikt om de BPM te berekenen, onverbindend zou moeten worden verklaard. De rechtbank oordeelt echter dat de afschrijvingstabel voldoet aan de eisen van het Europese recht en dat de inspecteur de handelsinkoopwaarde van de voertuigen op een juiste manier heeft vastgesteld.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de inspecteur de bruto BPM correct heeft berekend op basis van de geregistreerde CO2-uitstoot van de voertuigen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van belanghebbende om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, waarbij een bedrag van € 500 is toegekend. De rechtbank heeft de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding en de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 218,75. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.