AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 en de vergrijpboete
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 beoordeeld. De inspecteur had de aanslag vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.276, waarbij hij de door belanghebbende aangegeven belastbare winst had gecorrigeerd. De rechtbank oordeelt dat de woning van belanghebbende op 1 januari 2017 terecht als ondernemingsvermogen kan worden geëtiketteerd. De inspecteur heeft de betaalde rente op de lening voor de woning en het boekresultaat met betrekking tot de onttrekking van de woning aan het ondernemingsvermogen terecht gecorrigeerd, maar het boekresultaat is te hoog vastgesteld. De aanslag en de belastingrentebeschikking moeten worden verminderd, terwijl de vergrijpboete onterecht is opgelegd en moet worden vernietigd. De rechtbank concludeert dat de aanslag moet worden verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.620, en dat de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig moet worden aangepast. De uitspraak op bezwaar tegen de verliesverrekeningsbeschikking blijft in stand.
Voetnoten
1.Artikel 3.65 van de Wet IB 2001.
2.Op grond van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M.
9.Artikel 4, derde lid, van de akte van de oprichting van de maatschap.
10.Artikel 5 van de akte van de oprichting van de maatschap.
11.Artikel 8, derde lid, van de akte van de oprichting van de maatschap.
12.Artikel 9, vijfde lid, van de akte van de oprichting van de maatschap.
14.Artikel 3.8 van de Wet IB 2001.
16.Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M, Stcrt. 2009, 13314.
17.Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 juni 2018, nr. 2018-81323, Stcrt. 2018, 35984.
18.Artikel 5, tweede lid, van de leveringsakte van de woning van 26 november 2015.
20.Maximum tarief op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel e en artikel 2, aanhef en onderdeel e van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
21.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.