ECLI:NL:RBZWB:2023:4389
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot schade en herleidingsmethode
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 april 2022. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 3.426, welke na bezwaar werd verminderd naar € 2.955, met een proceskostenvergoeding van € 538. De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de door belanghebbende bepleite herleidingsmethode kan worden toegepast. Belanghebbende stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met schade aan de auto, en dat hij recht heeft op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende wel recht heeft op immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de schade voldoende gemotiveerd heeft betwist en dat de door belanghebbende ingebrachte taxatierapporten niet voldoende zijn om zijn claims te onderbouwen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een schadevergoeding toe voor de immateriële schade en de proceskosten. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 837, en de inspecteur moet het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.