ECLI:NL:RBZWB:2023:2003
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet na schending van informatieplicht over woonplaats
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2023, wordt de afwijzing van drie aanvragen om bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 3] beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, heeft tegen de afwijzingen beroep aangetekend. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de aanvragen heeft afgewezen, omdat eiser zijn informatieplicht over zijn woonplaats heeft geschonden. De rechtbank behandelt de beroepen in het kader van de Participatiewet en onderzoekt of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank stelt vast dat eiser op 7 december 2020 een aanvraag voor bijstandsuitkering heeft ingediend, die door het college op 18 februari 2021 is afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar het college heeft de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche, die twijfels uitten over de feitelijke woonplaats van eiser, voldoende zijn om de afwijzing te onderbouwen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres woont.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvragen voor bijstandsuitkering per 7 december 2020, 3 maart 2021 en 1 april 2021 in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst erop dat een partij die het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken hoger beroep kan aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.