Uitspraak
20.1759 PW
OVERWEGINGEN
28 februari 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 24 augustus 2018 (bestreden besluit 1), de bijstand van appellante over de periode van 3 maart 2016 tot en met 31 december 2017 in te trekken en de kosten van bijstand over deze periode tot een bedrag van € 28.180,91 van appellante terug te vorderen
e-mailbericht van 11 januari 2019 verklaard dat zij als persoonlijk begeleider appellante heeft geholpen met de verhuizing naar het uitkeringsadres, dat zij vervolgens in de periode dat appellante op het uitkeringsadres heeft gewoond, meerdere malen daar op bezoek is geweest, waarbij zij ook twee maal spontaan langs is gegaan, en dat zij altijd het beeld heeft gehad dat appellante daar woonde. Ook een vriendin van appellante heeft verklaard dat zij regelmatig bij appellante op het uitkeringsadres op bezoek is geweest. Het college heeft geen onderzoek verricht naar aanleiding van deze verklaringen en heeft ook overigens geen verder onderzoek verricht naar de woonsituatie van appellante in 2017. Gelet hierop kan aan de omstandigheid dat appellante vanaf 9 augustus 2017 een verloskundige bezocht in Weesp geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, te meer niet nu appellante heeft verklaard dat deze verloskundige vertrouwd was, omdat zij ook betrokken was bij de bevalling van het eerste kind van appellante.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 24 augustus 2018 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 31 juli 2019 gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 28 februari 2018;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.519,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 177,- vergoedt.