ECLI:NL:CRVB:2017:2020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot beslissen op bezwaar en ondermandaat in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had aanvragen om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Almere afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om de bestreden besluiten te nemen, ondanks de bezwaren van appellant over de ondertekening en de bevoegdheid van de functionaris die de besluiten had genomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bestreden besluiten bevoegd waren genomen en dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De Raad heeft de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand gelaten, maar heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de periode van 19 september 2013 tot en met 29 mei 2014 niet had beoordeeld. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellant en heeft bepaald dat het college het griffierecht vergoedt.