In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 5 september 2022, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De rechtbank behandelt de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.757 had vastgesteld. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot € 7.757, maar de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bleef gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht omkering en verzwaring van de bewijslast heeft toegepast, omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende meer inkomsten heeft genoten dan aangegeven. De rechtbank vermindert de verzuimboete van € 369 tot € 313 vanwege overschrijding van de redelijke termijn en kent belanghebbende een immateriële schadevergoeding toe van € 2.000 wegens deze overschrijding. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en handhaaft de aanslagen, met uitzondering van de boetebeschikking die wordt aangepast.