ECLI:NL:HR:2020:1107
Hoge Raad
- Cassatie
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- M.E. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en inzage in stukken bij aansprakelijkstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aansprakelijkstelling van een bestuurder van een coöperatie voor belastingverplichtingen. De belanghebbende, een bestuurder van Coöperatie [A] U.A., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 november 2018. Het Gerechtshof had de aansprakelijkstelling voor de nageheven omzetbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 bevestigd, evenals de in rekening gebrachte heffingsrente en vervolgingskosten.
De belanghebbende betwistte de hoogte van de belasting waarvoor hij aansprakelijk was gesteld en verzocht om inzage in de stukken die aan de inspecteur ter beschikking stonden. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende onvoldoende had aangetoond dat er relevante stukken ontbraken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had, omdat de ontvanger verplicht was om de belanghebbende te informeren over de gegevens die relevant waren voor de aansprakelijkstelling.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verklaarde het beroep in cassatie gegrond. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest hij het griffierecht vergoeden. Dit arrest benadrukt de verplichtingen van de ontvanger en de inspecteur in het kader van aansprakelijkstelling en de inzage in relevante stukken.