Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de levering van magische truffels. De rechtbank oordeelde dat magische truffels niet kunnen worden aangemerkt als voedingsmiddelen in de zin van de Wet op de Omzetbelasting (Wet OB). Hierdoor kan het verlaagde btw-tarief, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet OB, niet worden toegepast op de verkoop van deze truffels. De rechtbank verwierp het beroep van de belanghebbende op schending van het rechtszekerheidsbeginsel, omdat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat magische truffels voor 20 april 2022 onder het verlaagde tarief vielen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur van de belastingdienst terecht naheffingsaanslagen had opgelegd voor de tijdvakken van 1 oktober 2018 tot en met 31 augustus 2019. De rechtbank oordeelde verder dat de belanghebbende recht had op een schadevergoeding van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, en dat de proceskostenvergoeding € 759 bedroeg. De beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard, maar de inspecteur werd veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding en de proceskosten.