Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- belanghebbende 1 tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende 1 voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.178 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.153 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] .H.86.01);
- belanghebbende 2 tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende 1 voor het jaar 2018 opgelegde aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.865 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.256 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] .H.86.01).
- belanghebbende 1, mede namens belanghebbende 2.
- namens de inspecteur: [inspecteur] .
1.Motivering
orfundamentally undermined her financial situation – and thereby failed to strike a fair balance between the various interests involved” (
curs.Rb).
in het algemeengegeven – want dat is niet per se nodig voor de beoordeling van deze zaken – maar alleen een oordeel over de ‘fair balance’
in dit gevalmet inachtneming van het onderzoek van het nieuwe stelsel. Dit is overeenkomstig bijvoorbeeld de methodiek in de NKM-zaak. Bij dit een en ander zal de rechtbank de jurisprudentie gewezen tot 5 juli 2019 als uitgangspunt nemen.
terechtaansluiting [heeft] gezocht “bij de rendementen die belastingplichtigen in de praktijk, indien dit over een langere periode wordt bezien, gemiddeld zouden moeten kunnen behalen zonder dat zij daar (veel) risico voor hoeven te nemen” (
curs.Rb).” [13] Verder heeft de Hoge Raad ter zake van dat forfaitaire-rendementspercentage geoordeeld dat indien duidelijk zou worden dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is én de wetgever ervoor kiest uit te blijven gaan van een forfaitair rendement, van de wetgever mag worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen. [14]
indienhet nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2 procent” (
curs.Rb).
extrafictieve elementen heeft toegevoegd ten opzichte van het oude stelsel. Met de invoering van de vermogensmix gaan de volgende fictieve elementen gepaard: (i) een fictie dat zowel wordt gespaard als wordt belegd, (ii) een fictie dat die vermogensmix wijzigt bij een hoger vermogen en wel in die zin dat relatief meer wordt belegd dan gespaard bij een hoger vermogen, en (iii) een fictie wat betreft het veronderstelde rendement dat wordt behaald met sparen onderscheidenlijk beleggen.
terechtaansluiting heeft gezocht bij – kort gezegd – het risico-arme rendement (zie 1.18, tweede zin). Bij het nieuwe stelsel heeft de wetgever daarentegen juist gekozen om ook aansluiting te zoeken bij risicovol rendement, waarmee dus voor in elk geval de groep spaarders (verder) afgeweken wordt van de werkelijkheid. Ook in rekenkundig opzicht is objectief duidelijk dat de wetgever voor een oplossing heeft gekozen die op onderdelen, met name voor de groep spaarders, juist verder afstaat van wat de Hoge Raad in 2016 heeft overwogen. De Hoge Raad overwoog immers – kort gezegd – dat indien duidelijk zou worden dat het rendement van vier percent niet meer haalbaar is, van de wetgever mag worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen. In het nieuwe stelsel is voor de eerste schijf het forfaitaire rendement per saldo lager dan 4%, namelijk (voor 2018) 2,02%, maar voor de tweede en derde schijf ligt het forfaitaire rendement per saldo hoger, namelijk (voor 2018) 4,33% en 5,38%.
isin termen van ‘fair balance’, hangt af van de uitwerking in dit geval en de impact die het heeft in de concrete situatie .
noodzakelijkeomstandigheid voor het kunnen aannemen van een individuele en buitensporige last is dat – kort gezegd – een betrokkene moet interen op zijn vermogen om de belasting te voldoen. Het gaat immers ook volgens de Hoge Raad om ‘een aanwijzing’. [22] De lezing ligt ook niet voor de hand in het licht van de Hongaarse ontslagvergoedingszaken waarin immers niet aan de orde was dat ingeteerd werd.
2.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag van belanghebbende 1 tot een aanslag berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 45, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- vermindert de aanslag van belanghebbende 2 tot een aanslag berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 15, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- wijst af het verzoek om schadevergoeding en het verzoek om vergoeding van rente buiten de wettelijke regeling voor belastingrente en invorderingsrente;
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van tweemaal € 48, dus € 96, aan belanghebbenden te vergoeden.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;