ECLI:NL:RBZWB:2024:7919
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering ambtshalve vermindering aanslagen IB/PVV op basis van nieuwe jurisprudentie
Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had verzoeken tot ambtshalve vermindering ingediend voor de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 tot en met 2020. De inspecteur had deze verzoeken afgewezen, met als argument dat de jurisprudentie die de belanghebbende aanhaalde, pas na de onherroepelijke vaststelling van de aanslagen was gewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 8 oktober 2024 behandeld en geconcludeerd dat de inspecteur terecht had geweigerd de aanslagen ambtshalve te verminderen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet kon worden verweten dat hij bij het opleggen van de aanslagen is uitgegaan van een rechtsopvatting die hij redelijkerwijs niet mocht menen dat deze onjuist was. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat de vermogensrendementsheffing voor bepaalde jaren niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waardoor de belanghebbende geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.