Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- De uitspraken van de inspecteur van 11 april 2018 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) wegens export van in Nederland geregistreerde motorrijtuigen, met kentekens [kenteken] (BRE 18/3076), [kenteken] (BRE 18/3077) en [kenteken] (BRE 18/3078);
- De uitspraken van de inspecteur van 9 maart 2018 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken tot teruggaaf van BPM wegens export van een in Nederland geregistreerde motorrijtuig, met kentekens [kenteken] (BRE 18/2440) en [kenteken] (BRE 18/2441).
- De uitspraak van de inspecteur van 31 maart 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van het verzoek tot teruggaaf van BPM wegens export van een in Nederland geregistreerde motorrijtuig, met kenteken [kenteken] (BRE 20/6176).
1.Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedures uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 3.500;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende in totaal betaalde griffierecht van € 1.706 aan haar vergoedt;
- beslist dat, voor zover de immateriëleschadevergoeding, de in beroep toegekende proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;