In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) in verband met de export van drie voertuigen. De belanghebbende had verzocht om teruggaaf van BPM voor een Nissan X-Trail, een Citroën C-Crosser en een Honda Jazz, maar de inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het verzoek voor de Honda niet-ontvankelijk omdat het niet binnen de dertien weken na beëindiging van de registratie was ingediend. De rechtbank had in eerdere uitspraken de verzoeken van de belanghebbende deels gegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat het Unierecht niet van toepassing was en dat de 13-wekentermijn een vervaltermijn is. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rentevergoeding correct was vastgesteld volgens de nationale wetgeving. De belanghebbende had geen recht op een hogere rentevergoeding en de klachten over de proceskosten en griffierecht werden eveneens verworpen. Het hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.