Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
31 oktober 2018, eisers recht op een IOAZ-uitkering ingetrokken met ingang van 22 januari 2018 en de over de periode van 31 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2018 te veel betaalde bijstand tot een bedrag van € 12.677,07 van eiser teruggevorderd.
Overwegingen
Feiten
Geschil
Beroepsgronden
4. Wettelijk kader
Beoordeling
31 oktober 2017, de datum met ingang waarvan eisers recht op bijstand is herzien (de rechtbank leest: ingetrokken), tot en met 20 december 2018, de datum van primair besluit 1.
.Na eisers derde operatie kreeg zij eisers bankpas mee voor de boodschappen. Ze heeft haar Mercedes in april 2017 geruild met de Volkswagen Fox van eiser, maar gebruikte de auto’s afwisselend. Eisers waterverbruik kan vanaf december 2017 hoog zijn, omdat zij er sinds die tijd verblijft en zijn stroomverbruik kan hoog zijn doordat de televisie veel aanstaat en de wasmachine vaak draait.
24 november 2017 waarnemingen verricht bij de woningen van eiser en [naam] . Hierbij is onder meer gekeken naar de aan- en afwezigheid van de op eisers naam staande Volkswagen Fox en de op naam van [naam] staande Mercedes. Zowel de Mercedes als de Volkswagen Fox is vele malen aangetroffen bij eisers adres. Ook is [naam] meerdere malen gezien in en bij de woning van eiser.
24 november 2017, omdat zij toen aan het werk was.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 3;
- herroept het primaire besluit 3;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.136,-.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 22 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Bijlage
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee meerderjarigen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan hem wordt betaald.
Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.
Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het college van de gemeente die de uitkering heeft verleend, vordert de uitkering terug voor zover de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
Indien de uitkering met inachtneming van artikel 3 had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat de belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 13, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kan de gedurende het betrokken tijdvak ten onrechte verleende uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens inkomen bij de verlening van de uitkering rekening had moeten worden gehouden.
(versie 2019; niet meer in werking)
(lees: Participatiewet).
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee meerderjarigen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.